In aanvulling op artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen onder partner mede verstaan degene die op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen en:
uit wiens relatie met de belastingplichtige een kind is geboren;
die een kind van de belastingplichtige heeft erkend dan wel van wie een kind door de belastingplichtige is erkend;
die voor de toepassing van een pensioenregeling als partner van de belastingplichtige is aangemeld;
die samen met de belastingplichtige een woning heeft, die hun anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom, waaronder begrepen economisch eigendom, of op grond van een recht van lidmaatschap van een coöperatie;
die evenals de belastingplichtige meerderjarig is, waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat ingeschreven, behoudens ingeval de belastingplichtige door middel van een schriftelijke huurovereenkomst, waaraan bij ministeriële regeling nadere voorwaarden kunnen worden gesteld, doet blijken dat een van beiden op zakelijke gronden een gedeelte van de woning huurt van de ander, of
die in het aan het kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar reeds partner van de belastingplichtige was.
Degene die ingevolge het eerste lid voor een deel van het kalenderjaar als partner wordt aangemerkt, wordt ook als partner aangemerkt in de andere perioden van het kalenderjaar, voor zover hij in die perioden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen.
Een persoon kan op enig moment slechts één partner hebben. Indien de belastingplichtige op grond van het eerste lid op dat moment meer dan één partner zou hebben, geldt als partner van de belastingplichtige degene die ingevolge artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op dat moment als partner wordt aangemerkt; mocht op grond van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op dat moment geen persoon als partner zijn aangemerkt, geldt als partner degene die op grond van de in het eerste lid eerstgenoemde categorie als partner wordt aangemerkt.
In afwijking van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het eerste lid wordt niet als partner aangemerkt:
een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de belastingplichtige, tenzij beiden bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar hebben bereikt;
een persoon die geen inwoner is van Nederland en geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 is;
een persoon die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en voor wie de belastingplichtige in enig jaar een pleegvergoeding heeft ontvangen op grond van de Wet op de jeugdzorg of de Jeugdwet, dan wel voor wie de belastingplichtige in enig jaar kinderbijslag heeft ontvangen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet, indien de belastingplichtige en deze persoon in enig jaar een gezamenlijk verzoek hebben ingediend bij de inspecteur om niet als partners te worden aangemerkt.
Personen die partners waren op grond van het eerste lid, blijven als partners aangemerkt nadat de in dat onderdeel bedoelde inschrijving op hetzelfde woonadres niet langer mogelijk is als gevolg van opname in een verpleeghuis of verzorgingshuis vanwege medische redenen of ouderdom van een van hen, zolang na het einde van die inschrijving op hetzelfde woonadres ten aanzien van geen van beiden een derde persoon als partner wordt aangemerkt. De eerste volzin vindt geen toepassing meer indien één van beiden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de inspecteur laat weten dat zij niet langer als partners willen worden aangemerkt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit lid.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden twee ongehuwde personen die met toepassing van de vorige leden en artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als elkaars partners worden aangemerkt, voor de bepaling van aanverwantschap gelijkgesteld met gehuwden.
Onder partner wordt niet verstaan degene die uitsluitend ingevolge het eerste lid, onderdeel e, als partner wordt aangemerkt en woont in een accommodatie van een instelling die opvang als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 biedt, mits de belastingplichtige een afschrift van de beschikkingen, bedoeld in artikel 2.3.5, tweede lid, van die wet, tot het treffen van een maatwerkvoorziening voor hem en voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, ten behoeve van opvang overlegt.
Een aanverwant van de belastingplichtige wordt uitsluitend als aanverwant als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, aangemerkt ingeval de belastingplichtige en de aanverwant in enig jaar een gezamenlijk verzoek bij de inspecteur hebben ingediend om niet als partners te worden aangemerkt.
Een persoon die op basis van een verzoek als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, en het achtste lid niet als partner van de belastingplichtige wordt aangemerkt, wordt eveneens niet als partner van de belastingplichtige aangemerkt voor de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Algemene Kinderbijslagwet
artikel: 7a
Inkomstenbelasting, kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, beleggingsrecht eigen woning en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3
tekst: tekst
Inkomstenbelasting, persoonsgebonden aftrek, uitgaven voor specifieke zorgkosten en scholingsuitgaven
tekst: tekst
Internationaal belastingrecht, belastingverdragen; gevolgen van de non-discriminatiebepalingen (België, Suriname en Aruba) voor de Wet inkomstenbelasting 2001
tekst: tekst
Invorderingswet 1990
artikel: 25
Loonheffingen, inkomstenbelasting, winst, vervoer; reiskostenvergoedingen, reizen per auto en openbaar vervoer
tekst: tekst
Regeling Wfsv
artikel: 2.2
Regeling zorgverzekering
artikel: 6.3.1
Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003
artikel: 19, 20
Wet inkomstenbelasting 2001
artikel: 8.14a, 7.2, 7.5
Wet kinderopvang
artikel: 1.6
Wet op de loonbelasting 1964
artikel: 2, 11
(13-01-2022)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
16-12-2020 |
|||||||
wijziging |
20-12-2017 |
20-12-2017 |
||||||
wijziging |
23-12-2015 |
23-12-2015 |
||||||
wijziging |
23-12-2015 |
23-12-2015 |
||||||
wijziging |
18-12-2013 |
18-12-2013 |
||||||
wijziging |
10-07-2013 |
28-11-2013 |
||||||
t/m 01-01-2012 |
wijziging |
18-12-2013 |
18-12-2013 |
|||||
wijziging |
23-12-2009 |
23-12-2009 |
||||||
wijziging |
22-12-2011 |
22-12-2011 |
||||||
wijziging |
23-12-2009 |
23-12-2009 |
||||||
wijziging |
23-12-2010 |
23-12-2010 |
||||||
wijziging |
14-12-2000 |
14-12-2000 |
||||||
nieuwe-regeling |
11-05-2000 |
11-05-2000 |