Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 1.2 Uitbreiding en beperking partnerregeling

  • 1

    In aanvulling op artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen onder partner mede verstaan degene die op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen en:

    • a.

      uit wiens relatie met de belastingplichtige een kind is geboren;

    • b.

      die een kind van de belastingplichtige heeft erkend dan wel van wie een kind door de belastingplichtige is erkend;

    • c.

      die voor de toepassing van een pensioenregeling als partner van de belastingplichtige is aangemeld;

    • d.

      die samen met de belastingplichtige een woning heeft, die hun anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom, waaronder begrepen economisch eigendom, of op grond van een recht van lidmaatschap van een coöperatie;

    • e.

      die evenals de belastingplichtige meerderjarig is, waarbij op dat woonadres tevens een minderjarig kind van ten minste een van beiden staat ingeschreven, behoudens ingeval de belastingplichtige door middel van een schriftelijke huurovereenkomst, waaraan bij ministeriële regeling nadere voorwaarden kunnen worden gesteld, doet blijken dat een van beiden op zakelijke gronden een gedeelte van de woning huurt van de ander, of

    • f.

      die in het aan het kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar reeds partner van de belastingplichtige was.

  • 2

    Degene die ingevolge het eerste lid voor een deel van het kalenderjaar als partner wordt aangemerkt, wordt ook als partner aangemerkt in de andere perioden van het kalenderjaar, voor zover hij in die perioden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen.

  • 3

    Een persoon kan op enig moment slechts één partner hebben. Indien de belastingplichtige op grond van het eerste lid op dat moment meer dan één partner zou hebben, geldt als partner van de belastingplichtige degene die ingevolge artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op dat moment als partner wordt aangemerkt; mocht op grond van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op dat moment geen persoon als partner zijn aangemerkt, geldt als partner degene die op grond van de in het eerste lid eerstgenoemde categorie als partner wordt aangemerkt.

  • 4

    In afwijking van artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het eerste lid wordt niet als partner aangemerkt:

    • a.

      een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de belastingplichtige, tenzij beiden bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar hebben bereikt;

    • b.

      een persoon die geen inwoner is van Nederland en geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 is;

    • c.

      een persoon die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en voor wie de belastingplichtige in enig jaar een pleegvergoeding heeft ontvangen op grond van de Wet op de jeugdzorg of de Jeugdwet, dan wel voor wie de belastingplichtige in enig jaar kinderbijslag heeft ontvangen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet, indien de belastingplichtige en deze persoon in enig jaar een gezamenlijk verzoek hebben ingediend bij de inspecteur om niet als partners te worden aangemerkt.

  • 5

    Personen die partners waren op grond van het eerste lid, blijven als partners aangemerkt nadat de in dat onderdeel bedoelde inschrijving op hetzelfde woonadres niet langer mogelijk is als gevolg van opname in een verpleeghuis of verzorgingshuis vanwege medische redenen of ouderdom van een van hen, zolang na het einde van die inschrijving op hetzelfde woonadres ten aanzien van geen van beiden een derde persoon als partner wordt aangemerkt. De eerste volzin vindt geen toepassing meer indien één van beiden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de inspecteur laat weten dat zij niet langer als partners willen worden aangemerkt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit lid.

  • 6

    Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden twee ongehuwde personen die met toepassing van de vorige leden en artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als elkaars partners worden aangemerkt, voor de bepaling van aanverwantschap gelijkgesteld met gehuwden.

  • 7

    Onder partner wordt niet verstaan degene die uitsluitend ingevolge het eerste lid, onderdeel e, als partner wordt aangemerkt en woont in een accommodatie van een instelling die opvang als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 biedt, mits de belastingplichtige een afschrift van de beschikkingen, bedoeld in artikel 2.3.5, tweede lid, van die wet, tot het treffen van een maatwerkvoorziening voor hem en voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, ten behoeve van opvang overlegt.

  • 8

    Een aanverwant van de belastingplichtige wordt uitsluitend als aanverwant als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, aangemerkt ingeval de belastingplichtige en de aanverwant in enig jaar een gezamenlijk verzoek bij de inspecteur hebben ingediend om niet als partners te worden aangemerkt.

  • 9

    Een persoon die op basis van een verzoek als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, en het achtste lid niet als partner van de belastingplichtige wordt aangemerkt, wordt eveneens niet als partner van de belastingplichtige aangemerkt voor de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(13-01-2022)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

wijziging

16-12-2020

Stb. 2020, 543

35574

01-01-2018

wijziging

20-12-2017

Stb. 2017, 518

34786

20-12-2017

Stb. 2017, 518

01-01-2016

wijziging

23-12-2015

Stb. 2015, 538

34302

23-12-2015

Stb. 2015, 538

wijziging

23-12-2015

Stb. 2015, 540

34305

23-12-2015

Stb. 2015, 540

01-01-2015

wijziging

18-12-2013

Stb. 2013, 565

33752

18-12-2013

Stb. 2013, 565

06-01-2014

wijziging

10-07-2013

Stb. 2013, 316

33555

28-11-2013

Stb. 2013, 494

Inwtr. 1

01-01-2014

t/m 01-01-2012

wijziging

18-12-2013

Stb. 2013, 566

33753

18-12-2013

Stb. 2013, 566

01-01-2012

wijziging

23-12-2009

Stb. 2009, 611

32130

23-12-2009

Stb. 2009, 611

wijziging

22-12-2011

Stb. 2011, 640

33004

22-12-2011

Stb. 2011, 640

01-01-2011

wijziging

23-12-2009

Stb. 2009, 611

32130

23-12-2009

Stb. 2009, 611

wijziging

23-12-2010

Stb. 2010, 873

32505

23-12-2010

Stb. 2010, 873

01-01-2001

wijziging

14-12-2000

Stb. 2000, 570

27466

14-12-2000

Stb. 2000, 570

nieuwe-regeling

11-05-2000

Stb. 2000, 215

26727

11-05-2000

Stb. 2000, 216

Inwtr. 2

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet basisregistratie personen in werking treedt.

  • 2) De inwerkingtredingsdatum van de artikelen 3.16, 3.120, 4.15 en 5.4 is gewijzigd door hoofdstuk 3, art. II van Invoeringswet IB.