Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 1.7 Lijfrenten en pensioenen

  • 1

    In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder lijfrente:

    • a.

      een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel d, onder 2°, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen;

    • b.

      een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of op de waarde van eenlijfrentebeleggingsrecht (artikel 3.126a), welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126a, tweede lid, onderdeel d, onder 2°, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen.

  • 2

    In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder pensioenregeling:

  • 3

    Aanspraken op periodieke uitkeringen waarvan de uitkeringen zijn ingegaan en waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld, worden gelijkgesteld met aanspraken op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen indien de aanspraken en uitkeringen voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen regels.

  • 4

    Een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is, voor zover de ter zake ingelegde bedragen in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning, niet vatbaar voor beslag.

  • 5

    Onder een pensioenregeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt mede begrepen hetgeen wordt verkregen als gevolg van de voldoening van een te hoge premie die niet is gecorrigeerd binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in artikel 36, onderdeel c, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling of artikel 26, onderdeel c, van de Pensioenwet.

  • 6

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan een regeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, die vrijwillig wordt voortgezet nadat de arbeidsverhouding op grond waarvan deelneming aan die pensioenregeling was verplicht is geëindigd, tevens als pensioenregeling wordt aangemerkt.

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(13-01-2022)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-04-2017

t/m 01-01-2017

wijziging

08-03-2017

Stb. 2017, 115

34555

08-03-2017
samen met
08-03-2017

Stb. 2017, 115
samen met
Stb. 2017, 116

01-01-2015

wijziging

20-12-2012

Stb. 2012, 669

33403

20-12-2012

Stb. 2012, 669

01-01-2013

wijziging

20-12-2012

Stb. 2012, 670

33405

20-12-2012

Stb. 2012, 670

01-10-2012

wijziging

18-06-2012

Stb. 2012, 300

32426

29-06-2012

Stb. 2012, 301

01-01-2011

wijziging

16-12-2010

Stb. 2010, 847

32276

23-12-2010

Stb. 2010, 848

Inwtr. 1

01-01-2010

t/m 01-07-2009

wijziging

23-12-2009

Stb. 2009, 612

32133

23-12-2009

Stb. 2009, 612

01-07-2009

wijziging

25-06-2009

Stb. 2009, 265

31124

25-06-2009

Stb. 2009, 266

01-01-2008

wijziging

20-12-2007

Stb. 2007, 577

30432

20-12-2007

Stb. 2007, 577

01-01-2006

wijziging

06-10-2005

Stb. 2005, 526

29481

15-12-2005

Stb. 2005, 723

01-03-2005

t/m 01-01-2001

wijziging

16-12-2004

Stb. 2004, 657

29678

16-12-2004

Stb. 2004, 657

01-01-2003

t/m 01-01-2001

wijziging

11-12-2002

Stb. 2002, 613

28487

11-12-2002

Stb. 2002, 613

Inwtr. 2

Twk. 3

01-01-2001

wijziging

21-12-2000

Stb. 2000, 628

27073

21-12-2000

Stb. 2000, 629

wijziging

14-12-2000

Stb. 2000, 567

27209

14-12-2000

Stb. 2000, 567

nieuwe-regeling

11-05-2000

Stb. 2000, 215

26727

11-05-2000

Stb. 2000, 216

Inwtr. 4

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking om 0:00 in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en om 5:00 in het Europese deel van Nederland.

  • 2) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 3) De wijziging in het eerste lid werkt terug tot en met 1 januari 2001.

  • 4) De inwerkingtredingsdatum van de artikelen 3.16, 3.120, 4.15 en 5.4 is gewijzigd door hoofdstuk 3, art. II van Invoeringswet IB.