Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 4.14, eerste lid, vermelde percentage na toepassing van het tweede tot en met zevende lid bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de som van:
het product van het als eerste vermelde percentage in artikel 5.2, eerste lid, en het als eerste vermelde percentage in de laatste rij van de tabel in artikel 5.2, eerste lid, en
het product van het als tweede vermelde percentage in artikel 5.2, eerste lid, en het als tweede vermelde percentage in de laatste rij van de tabel in artikel 5.2, eerste lid.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, eerste lid, eerstvermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
rIt = 1,31 * rd – 0,31 * (rd + 0,1)
waarbij wordt verstaan onder:
rIt: het rendement in procenten van het gedeelte van de grondslag sparen en beleggen dat behoort tot rendementsklasse I voor het kalenderjaar;
rd: het gemiddelde rendement in procenten op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, van de achttiende tot en met de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande maand.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, eerste lid, als tweede vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de som van 53% van het langetermijnrendement op onroerende zaken, 33% van het langetermijnrendement op aandelen en 14% van het langetermijnrendement op obligaties.
Het langetermijnrendement op onroerende zaken, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
rlozt: het langetermijnrendement in procenten op onroerende zaken voor het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rlozt–1: het langetermijnrendement in procenten op onroerende zaken voor het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rozt–2: het rendement in procenten op onroerende zaken in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, welk rendement wordt gesteld op de procentuele verandering van het gemiddelde van de maandelijkse prijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor Bestaande Koopwoningen in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, ten opzichte van het gemiddelde van de maandelijkse prijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor Bestaande Koopwoningen in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid. Indien de basis voor het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor Bestaande Koopwoningen wordt verlegd, wordt bij ministeriële regeling aangegeven op welke wijze wordt overgegaan op de nieuwe reeks van het prijsindexcijfer.
Het langetermijnrendement op aandelen voor het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
rlat: het langetermijnrendement in procenten op aandelen voor het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rlat–1: het langetermijnrendement in procenten op aandelen voor het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rat–2: het rendement in procenten op aandelen voor het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, welk rendement wordt gesteld op de procentuele verandering van de MSCI Europe Standard Gross Local Index aan het einde van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, ten opzichte van deze index aan het einde van het derde kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid.
Het langetermijnrendement op obligaties, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
rlot: het langetermijnrendement in procenten op obligaties, bedoeld in het derde lid;
rlot–1: het langetermijnrendement in procenten op obligaties voor het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rot–2: het rendement in procenten op obligaties in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, welk rendement wordt gesteld op het jaarcijfer voor de kapitaalmarktrentevoet van de jongste Nederlandse 10-jarige staatsobligatie met betrekking tot het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank.
Het percentage, bedoeld in het eerste lid, aanhef, en tweede lid, de percentages, bedoeld in het derde lid, en de langetermijnrendementen, bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid, worden rekenkundig afgerond op twee decimalen.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Geen
(13-01-2022)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
01-01-2022 |
t/m 01-01-2020 |
wijziging |
22-12-2021 |
22-12-2021 |
||||
vernummering |
20-12-2017 |
20-12-2017 |
Opmerkingen
1) Voorheen art. 10.6bis.