Voor de investeringsaftrek behoren niet tot de bedrijfsmiddelen:
bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om – direct of indirect – hoofdzakelijk te worden gebruikt:
voor de uitoefening van het bosbedrijf als bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, tenzij de voordelen daaruit volgens artikel 3.11, tweede lid, tot de winst behoren;
voor het drijven van een onderneming, of een gedeelte van een onderneming, op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is;
gronden, met inbegrip van de ondergrond van gebouwen, met uitzondering van verbetering van grond indien de verbeteringskosten plegen te worden afgeschreven;
woonhuizen en woonschepen, met inbegrip van de gedeelten van andere zaken die dienen voor bewoning;
personenauto's als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, die niet zijn bestemd voor het beroepsvervoer over de weg;
vaartuigen als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel b;
effecten, vorderingen, goodwill alsmede vergunningen, ontheffingen, concessies en andere dispensaties van publiekrechtelijke aard en
dieren.
Voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek behoren tot de bedrijfsmiddelen mede niet:
bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om – direct of indirect – hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden en
bedrijfsmiddelen waarvan het investeringsbedrag minder bedraagt dan € 450.
Voor de milieu-investeringsaftrek is het eerste lid, onderdelen c en d, niet van toepassing.
Voor de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek behoren tot de bedrijfsmiddelen mede niet bedrijfsmiddelen:
die zijn bestemd om – direct of indirect – hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan:
niet in Nederland wonende natuurlijke personen of gevestigde lichamen, of
natuurlijke personen of lichamen voor het drijven van een onderneming of een gedeelte van een onderneming, op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is, of
waarvan het investeringsbedrag minder bedraagt dan € 2.500.
Onze Minister kan bepalen dat het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, en het vierde lid, onderdeel a, niet van toepassing zijn.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, investeringsaftrek
tekst: tekst, tekst
Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, winst uit zeescheepvaart, afschrijving op zeeschepen, samenwerkingsverbanden in zeescheepvaartondernemingen en forfaitaire winstvaststelling
tekst: tekst
Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001
artikel: 7
Wet inkomstenbelasting 2001
artikel: 3.22, 3.43, 3.47, 10.10
(13-01-2022)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
18-12-2013 |
18-12-2013 |
||||||
t/m 01-12-2010 |
wijziging |
24-11-2011 |
24-11-2011 |
|||||
t/m 01-01-2010 |
wijziging |
23-12-2010 |
23-12-2010 |
|||||
wijziging |
01-07-2009 |
01-07-2009 |
||||||
wijziging |
23-12-2009 |
23-12-2009 |
||||||
t/m 01-06-2009 |
wijziging |
01-07-2009 |
01-07-2009 |
|||||
wijziging |
11-05-2000 |
11-05-2000 |
||||||
wijziging |
14-12-2000 |
14-12-2000 |
||||||
nieuwe-regeling |
11-05-2000 |
11-05-2000 |
Opmerkingen
1) De inwerkingtredingsdatum van de artikelen 3.16, 3.120, 4.15 en 5.4 is gewijzigd door hoofdstuk 3, art. II van Invoeringswet IB.