Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3.120 Aftrekbare kosten eigen woning

  • 1

    De aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning zijn het gezamenlijke bedrag van:

    • a.

      de renten van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld;

    • b.

      de kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld;

    • c.

      de periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning.

  • 2

    Tot de aftrekbare kosten van een eigen woning worden niet gerekend kosten voor zover in verband met de voldoening daarvan schulden ontstaan waarvan de verplichting tot betaling – anders dan voor het geval van overlijden of arbeidsongeschiktheid van de belastingplichtige – rechtens, al dan niet voorwaardelijk, of in feite, direct of indirect is beperkt.

  • 3

    De in een kalenderjaar bij wijze van vooruitbetaling voldane renten van schulden en kosten van geldleningen worden niet in aanmerking genomen:

    • a.

      indien zij betrekking hebben op tijdvakken die eindigen later dan zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin zij zijn voldaan doch slechts voor zover zij betrekking hebben op de periode die aanvangt na afloop van het kalenderjaar, waarbij die renten naar evenredigheid worden toegerekend aan kalendermaanden en gedeelten van kalendermaanden als kalendermaand worden aangemerkt;

    • b.

      voor zover zij betrekking hebben op tijdvakken of delen daarvan die vallen na het tijdstip waarop de binnenlandse belastingplicht anders dan door overlijden eindigt.

  • 4

    Vooruitbetaalde renten en kosten van geldleningen die op grond van het derde lid, onderdeel a, niet in aanmerking zijn genomen, worden, behoudens indien de binnenlandse belastingplicht anders dan door overlijden is geëindigd, geacht in gelijke delen te zijn voldaan in elk van de op het in het derde lid bedoelde kalenderjaar volgende kalenderjaren waarop de renten of kosten van geldleningen betrekking hebben, waarbij gedeelten van kalenderjaren als kalenderjaren worden aangemerkt. In het jaar waarin de belastingplichtige overlijdt, worden de renten of kosten van geldleningen die nog buiten aanmerking zijn gebleven, geheel in aanmerking genomen.

  • 5

    Afsluitprovisies die zijn voldaan ter zake van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld worden niet gerekend tot de bij wijze van vooruitbetaling voldane renten van schulden en kosten van geldleningen, mits de woning in het kalenderjaar of in de daaropvolgende twee jaren de belastingplichtige als hoofdverblijf ter beschikking staat, een en ander voor zover zij niet meer belopen dan 1,5% van het bedrag van de aangegane schulden en tevens gezamenlijk een bedrag van € 3630 niet te boven gaan.

Informatie geldend op 13-01-2022

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

  1. Inkomstenbelasting, eigenwoningrente

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Inkomstenbelasting, eigenwoningregeling; bijleenregeling
    tekst: tekst

  2. Inkomstenbelasting, eigenwoningrente
    tekst: tekst

  3. Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001
    artikel: I

  4. Wet inkomstenbelasting 2001
    artikel: 10bis.10, 3.120a, 3.123a, 3.119a, 2.10a, 2.10, 3.110

  5. Wet op de loonbelasting 1964
    artikel: 31

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(13-01-2022)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2014

t/m 01-01-2013

wijziging

18-12-2013

Stb. 2013, 583

33819

18-12-2013

Stb. 2013, 583

01-01-2013

wijziging

20-12-2012

Stb. 2012, 670

33405

20-12-2012

Stb. 2012, 670

01-01-2011

wijziging

23-12-2009

Stb. 2009, 611

32130

23-12-2009

Stb. 2009, 611

01-01-2010

wijziging

23-12-2009

Stb. 2009, 611

32130

23-12-2009

Stb. 2009, 611

01-03-2004

wijziging

18-12-2003
samen met
19-12-2003

Stb. 2003, 528
samen met
Stcrt. 2003, 249

29026

18-12-2003

Stb. 2003, 528

01-01-2004

wijziging

18-12-2003

Stb. 2003, 526

29210

18-12-2003

Stb. 2003, 526

Inwtr. 1

01-01-2002

wijziging

11-05-2000

Stb. 2000, 216

26728

11-05-2000

Stb. 2000, 216

01-01-2001

wijziging

14-12-2000

Stb. 2000, 570

27466

14-12-2000

Stb. 2000, 570

nieuwe-regeling

11-05-2000

Stb. 2000, 215

26727

11-05-2000
samen met

Stb. 2000, 216
samen met
Stb. 2000, . 570

Inwtr. 2

Opmerkingen

  • 1) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 2) De inwerkingtredingsdatum van de artikelen 3.16, 3.120, 4.15 en 5.4 is gewijzigd door hoofdstuk 3, art. II van Invoeringswet IB.