Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen worden bewijzen van deelgerechtigdheid in fondsen voor gemene rekening gelijkgesteld met aandelen in vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal en worden de fondsen gelijkgesteld met vennootschappen.
Voor de beoordeling van de vraag of een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft in een fonds voor gemene rekening wordt zijn bezit aan bewijzen van deelgerechtigdheid in het fonds uitgedrukt als een percentage van de in omloop zijnde bewijzen van deelgerechtigdheid, waarbij andere dan enkelvoudige bewijzen van deelgerechtigdheid worden herleid tot een daarmee overeenstemmend aantal enkelvoudige bewijzen.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Invorderingswet 1990
artikel: 26
Schenk- en erfbelasting, bedrijfsopvolgingsregeling
tekst: tekst
Successiewet 1956
artikel: 35c
Wet inkomstenbelasting 2001
artikel: 10a.7, 3.98a, 3.92, 4.13
(18-03-2025)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
18-12-2019 |
Stb. 2019, 508
|
||||||
wijziging |
20-12-2023 |
20-12-2023 |
||||||
wijziging |
22-12-2021 |
22-12-2021 |
||||||
wijziging |
04-06-2015 |
04-06-2015 |
||||||
nieuwe-regeling |
11-05-2000 |
11-05-2000 |
Opmerkingen
1) Deze wijziging treedt niet meer in werking. De wijziging is ingetrokken door Stb. 2021/653. In Stb. 2019/508 was de inwerkingtreding voorzien voor 1 januari 2022.
2) Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022.
3) Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016.
4) De inwerkingtredingsdatum van de artikelen 3.16, 3.120, 4.15 en 5.4 is gewijzigd door hoofdstuk 3, art. II van Invoeringswet IB.