De verzekerde die onmiddellijk voorafgaand aan de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten op grond van een indicatiebesluit is aangewezen op een zorgzwaartepakket 4 VV, 5 VV, 6 VV, 7 VV, 8 VV, 9b VV, 10 VV, 4 VG, 5 VG, 6 VG, 7 VG, 8 VG, 1 SGLVG, 2 LG, 4 LG, 5 LG, 6 LG, 7 LG, 2 ZGaud, 3 ZGaud, 4 ZGaud, 2 ZGvis, 3 ZGvis, 4 ZGvis of 5 ZGvis, dan wel, voor een meerderjarige verzekerde, op een zorgzwaartepakket 1 LVG, 2 LVG, 3 LVG, 4 LVG, 5 LVG of 3 VG, wordt voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een verzekerde ten aanzien van wie het CIZ heeft vastgesteld dat hij voldoet aan artikel 3.2.1, eerste of derde lid.
De verzekerde die onmiddellijk voorafgaand aan de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten op grond van een indicatiebesluit is aangewezen op een zorgzwaartepakket 1 VV, 2 VV, 3 VV, 1 LG, 3 LG, 1 ZGaud, of 1 ZGvis, dan wel, voor een meerderjarige verzekerde, op een zorgzwaartepakket 1 VG of 2 VG, en voor wie het recht op zorg die dag gepaard ging met verblijf in een instelling, wordt voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een verzekerde ten aanzien van wie het CIZ heeft vastgesteld dat hij voldoet aan artikel 3.2.1, eerste lid, voor zover hij in een instelling verblijft.
De verzekerde die onmiddellijk voorafgaand aan de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten op grond van een indicatiebesluit is aangewezen op een zorgzwaartepakket 1 VV, 2 VV, 3 VV, 1 LG, 3 LG, 1 ZGaud of 1 ZGvis, dan wel, voor een meerderjarige verzekerde, op een zorgzwaartepakket 1 VG of 2 VG, wordt voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een verzekerde ten aanzien van wie het CIZ heeft vastgesteld dat hij voldoet aan artikel 3.2.1, eerste lid.
Indien aan de verzekerde onmiddellijk voorafgaand aan de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een persoonsgebonden budget op grond van artikel 44, eerste lid, onder b, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is verleend en hij op die dag woonachtig was in een kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel u, van de Regeling subsidies AWBZ, zoals dat artikel luidde op de dag vóór de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, wordt hij zolang hij woonachtig blijft in een bij algemene maatregel van bestuur omschreven kleinschalig wooninitiatief, voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een verzekerde ten aanzien van wie het CIZ heeft vastgesteld dat hij voldoet aan artikel 3.2.1, eerste of derde lid.
Het bepaalde krachtens het eerste tot en met vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de verzekerde die op grond van artikel 11.1.7 na inwerkingtreding van deze wet een indicatiebesluit heeft gekregen voor verblijf.
Tot bij ministeriële regeling aan te wijzen groepen behorende verzekerden die onmiddellijk voorafgaande aan de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten op grond van een indicatie voor extramurale zorg dergelijke zorg in natura genoten of een persoonsgebonden budget ontvingen en die het indicatieorgaan, bedoeld in artikel 9a van die wet, voor 1 januari 2015 hebben laten weten voor zorg als bedoeld in deze wet in aanmerking te willen komen, ontvangen van dat indicatieorgaan een op 1 januari 2015 ingaand indicatiebesluit als bedoeld in artikel 3.2.3, met een geldigheidsduur tot 1 januari 2016.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Regeling langdurige zorg
artikel: 3.1, 9.10, 9.11, 9.2, 9.8, 9.9
Regeling Wlz-indiceerbaren
artikel: 2
Wet kinderopvang
artikel: 1.6
Wet langdurige zorg
artikel: 11.1.4, 11.1.2, 13.1.1, 11.1.8, 11.1.9
(30-12-2023)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
t/m 01-01-2015 |
wijziging |
08-06-2016 |
29-06-2016 |
|||||
wijziging |
05-11-2014 |
14-11-2014 |
||||||
t/m 01-10-2014 |
nieuwe-regeling |
03-12-2014 |
09-12-2014 |