Nadat uit de in het kader van dit hoofdstuk verzamelde informatie duidelijk is geworden dat er sprake is van mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in een ander land als gevolg van een voorgenomen activiteit, wordt de regering of een door die regering aan te wijzen autoriteit van dat andere land zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Indien een in een plan voorgenomen activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben in een ander land, wordt, onverminderd het eerste lid, aan de regering van dat land of aan een door die regering aan te wijzen autoriteit van dat land verstrekt:
het ontwerp van het plan, en, indien het milieueffectrapport niet is opgenomen in dat ontwerp, het milieueffectrapport, gelijktijdig met de terinzagelegging daarvan in Nederland;
het vastgestelde plan, en, indien het milieueffectrapport niet is opgenomen in dat plan, het milieueffectrapport, gelijktijdig met de bekendmaking daarvan in Nederland.
Indien een in een besluit voorgenomen activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu in een ander land, wordt, onverminderd het eerste lid, aan de regering van dat land of een door die regering aan te wijzen autoriteit van dat land verstrekt:
de aanvraag, bedoeld in artikel 7.28, onderscheidenlijk het ontwerp van het besluit alsmede de milieueffectrapportage en, indien van toepassing, een advies als bedoeld in artikel 7.26 onderscheidenlijk artikel 7.27, gelijktijdig met de terinzagelegging daarvan in Nederland;
het besluit en het milieueffectrapport gelijktijdig met de bekendmaking daarvan in Nederland.
Op de instanties die daartoe door de bevoegde autoriteit van het andere land zijn aangewezen op grond van hun specifieke verantwoordelijkheid op milieugebied zijn de artikelen 3:16, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 7.9, tweede lid, onder c, artikel 7.25, onderscheidenlijk artikel 7.27, vierde lid, van overeenkomstige toepassing. Tevens worden de in het tweede en derde lid bedoelde bescheiden toegezonden aan deze instanties.
De ingevolge het tweede of derde lid te verstrekken stukken dienen als grondslag voor het overleg met bestuursorganen in het betrokken andere land over de belangrijke nadelige gevolgen die de activiteit voor het milieu in dat andere land kan hebben, en de maatregelen die worden overwogen om die gevolgen te voorkomen of te beperken.
Het bevoegd gezag is belast met de taken die voortvloeien uit de toepassing van het eerste tot en met vierde lid. Het bevoegd gezag geeft informatie en zendt de ingevolge het tweede en derde lid verstrekte stukken tevens aan Onze Minister, welke stukken eveneens dienen als grondslag voor het door het bevoegd gezag te voeren overleg, bedoeld in het vijfde lid.
Onze Minister is in algemene zin belast met het onderhouden van contacten met de regering van het andere land en is betrokken bij overleg op regeringsniveau indien het overleg over een voorgenomen activiteit tussen het bevoegd gezag en de bestuursorganen van dat land niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Wet milieubeheer
artikel: 7.38d, 7.38e, 7.14, 7.37
(02-07-2020)
|
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
|
wijziging |
15-03-2012 |
15-03-2012 |
||||||
|
wijziging |
17-12-2009 |
20-05-2010 |
||||||
|
wijziging |
05-07-2006 |
25-08-2006 |
||||||
|
wijziging |
26-05-2005 |
22-06-2005 |
||||||
|
wijziging |
29-04-1999 |
29-04-1999 |
||||||
|
wijziging |
04-02-1994 |
Stb. 1994, 99 |
04-02-1994 |
Stb. 1994, 99 |
||||