Onze Minister van Justitie en - na overleg met deze - elk Onzer andere Ministers, wie het aangaat, zijn bevoegd regelen te stellen omtrent de wijze, waarop de vordering tot stilhouden, omschreven in artikel 23, vierde lid, wordt gedaan.
Onze Minister van Justitie en elk Onzer andere Ministers, wie het aangaat, zijn bevoegd te bepalen, dat ter verzekering van de richtige opsporing van economische delicten op openbare land- en waterwegen versperringen worden aangebracht.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
(26-09-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
28-01-1999 |
04-02-1999 |
||||||
wijziging |
04-12-1997 |
11-12-1997 |
||||||
nieuwe-regeling |
22-06-1950 |
Stb. 1950, K 258 |
03-04-1951 |
Stb. 1951, 91 |