Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek renten – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – ter zake van schulden rechtens dan wel in feite direct of indirect verschuldigd aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon, voor zover die schulden rechtens dan wel in feite direct of indirect verband houden met een van de volgende rechtshandelingen:
een winstuitdeling of een teruggaaf van gestort kapitaal door de belastingplichtige of door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen, aan een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon;
een kapitaalstorting door de belastingplichtige, door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een met hem verbonden lichaam;
de verwerving of uitbreiding van een belang door de belastingplichtige, door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een lichaam dat na deze verwerving of uitbreiding een met hem verbonden lichaam is.
Van een verband als bedoeld in het eerste lid tussen een schuld en een rechtshandeling kan ook sprake zijn indien de schuld is aangegaan na het verrichten van de rechtshandeling.
Het eerste lid vindt geen toepassing:
indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat aan de schuld en, ongeacht of die schuld in feite is verschuldigd aan een ander dan een met de belastingplichtige verbonden lichaam of met hem verbonden natuurlijk persoon, aan de daarmee verband houdende rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen, of
indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat over de rente bij degene aan wie de rente rechtens dan wel in feite direct of indirect is verschuldigd, per saldo een belasting naar de winst of het inkomen wordt geheven welke naar Nederlandse maatstaven redelijk is en dat er geen sprake is van verrekening van verliezen of van andersoortige aanspraken uit jaren voorafgaande aan het jaar waarin de schuld is aangegaan waardoor over de rente per saldo geen heffing naar bedoelde redelijke maatstaven is verschuldigd, behoudens ingeval de inspecteur aannemelijk maakt dat de schuld is aangegaan met het oog op het verrekenen van verliezen of andersoortige aanspraken welke in het jaar zelf zijn ontstaan dan wel op korte termijn zullen ontstaan of dat aan de schuld of aan de daarmee verband houdende rechtshandeling niet in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Voor de toepassing van dit onderdeel is een naar de winst geheven belasting naar Nederlandse maatstaven redelijk indien deze resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst, waarbij artikel 12b buiten toepassing blijft..
Voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 10, 12bb, 13, 13a, 13b, 13ba, 13d, 13e, 13j, 13k, 14, 14a, 15ac, 15g, 15i, 15j, 17a, 20, 28, 28b, 33, 33b en 34d wordt als een met de belastingplichtige verbonden lichaam aangemerkt:
een lichaam waarin de belastingplichtige voor ten minste een derde gedeelte belang heeft;
een lichaam dat voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige;
een lichaam waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige, waarbij een belang dat wordt gehouden door de partner of een minderjarig kind van een natuurlijk persoon aan die persoon wordt toegerekend, waarbij onder een kind mede wordt verstaan een kind van een partner alsmede een pleegkind;
een lichaam dat met de belastingplichtige deel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in de artikelen 15 en 15a.
Als een met de belastingplichtige verbonden natuurlijk persoon wordt aangemerkt:
voor de toepassing van dit artikel: een natuurlijk persoon die voor tenminste een derde gedeelte een belang heeft in de belastingplichtige of in een met hem verbonden lichaam;
voor de toepassing van de artikelen 13b en 13ba: een natuurlijk persoon die, al dan niet tezamen met zijn partner, voor tenminste een derde gedeelte een belang heeft in de belastingplichtige of in een met hem verbonden lichaam, alsmede de partner van deze persoon en een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van deze persoon, waarbij een pleegkind, een partner van een pleegkind en een pleegouder worden gelijkgesteld met bloedof aanverwanten.
Als een met de belastingplichtige verbonden lichaam wordt voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid mede aangemerkt een lichaam dat een belang heeft in de belastingplichtige en dat samen met een of meer andere lichamen die met dat lichaam een samenwerkende groep vormen voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige. Als een met een belastingplichtige verbonden lichaam wordt voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid mede aangemerkt een lichaam waarin de lichamen die deel uitmaken van de samenwerkende groep, bedoeld in de eerste volzin, gezamenlijk voor ten minste een derde gedeelte belang hebben.
Een met de belastingplichtige verbonden lichaam als bedoeld in het vierde of zesde lid wordt, indien die belastingplichtige deel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid, tevens aangemerkt als een met de andere van die fiscale eenheid deel uitmakende belastingplichtigen verbonden lichaam.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, afschrijvingen
tekst: tekst
Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting; geruisloze omzetting; standaardvoorwaarden en toelichting
bijlage: 1
Invorderingswet 1990
artikel: 40
Loonheffingen, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, pensioenen; prijsgeven pensioenrechten door directeur-grootaandeelhouder i.v.m. onderdekking
tekst: tekst
Mijnbouwwet
artikel: 68
Uitvoeringsbeschikking vennootschapsbelasting 1971
artikel: 2b
Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer
artikel: 5c
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
artikel: 10a, 10ab
Vennootschapsbelasting en dividendbelasting, hybride geldverstrekkingen
tekst: tekst
Vennootschapsbelasting, bedrijfsfusie, toepassing artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
tekst: tekst
bijlage: 1, 7
Vennootschapsbelasting, dividendbelasting, instelling en taakopdracht Coördinatiegroep Taxhavens en Concernfinanciering
tekst: tekst
Vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting, waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten
tekst: tekst
Vennootschapsbelasting, juridische afsplitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
tekst: tekst
bijlage: 1, 7
Vennootschapsbelasting, juridische fusie; toepassing artikel 14b, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
bijlage: 1, 6
Vennootschapsbelasting, toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
tekst: tekst
Vennootschapsbelasting, verliesverrekening, toepassing van artikel 20a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
tekst: tekst
Vennootschapsbelasting, zuivere splitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
tekst: tekst
bijlage: 1, 9
Vragen en antwoorden met betrekking tot besluit Dienstverleningslichamen en zekerheid vooraf (DGB 2014/3101), besluit Behandeling verzoeken zekerheid vooraf in vorm van Advance Tax Ruling (ATR) (DGB 2014/3099)
tekst: tekst
Wet inkomstenbelasting 2001
artikel: 3.56, 3.57
Wet op de dividendbelasting 1965
artikel: 1, 11
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
artikel: 8c, 13i, 13j, 13k, 15e, 12a, 20a, 15ab, 33b, 8, 13, 15, 18
Wet spoedreparatie fiscale eenheid
artikel: III
Wijzigingswet Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (invoering aftrekverbod aankoopkosten van een deelneming)
artikel: II
Wijzigingswet Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (vervallen concernfinancieringsregeling)
artikel: II
Wijzigingswet Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ivm tegengaan uitholling belastinggrondslag en versterken fiscale infrastructuur
artikel: II
(07-09-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
19-12-2018 |
19-12-2018 |
||||||
wijziging |
20-12-2017 |
20-12-2017 |
||||||
wijziging |
21-12-2016 |
21-12-2016 |
||||||
wijziging |
30-11-2016 |
30-11-2016 |
||||||
wijziging |
12-07-2012 |
12-07-2012 |
||||||
wijziging |
20-12-2012 |
20-12-2012 |
||||||
wijziging |
20-12-2012 |
20-12-2012 |
||||||
wijziging |
22-12-2011 |
22-12-2011 |
||||||
t/m 08-04-2011 |
wijziging |
01-12-2011 |
01-12-2011 |
|||||
wijziging |
23-12-2009 |
23-12-2009 |
||||||
wijziging |
03-07-2008 |
03-07-2008 |
||||||
wijziging |
20-12-2007 |
20-12-2007 |
||||||
wijziging |
30-11-2006 |
30-11-2006 |
||||||
wijziging |
15-12-2005 |
15-12-2005 |
||||||
wijziging |
01-12-2005 |
01-12-2005 |
||||||
t/m 12-07-2001 |
wijziging |
15-09-2005 |
15-09-2005 |
|||||
wijziging |
16-12-2004 |
16-12-2004 |
||||||
wijziging |
18-12-2003 |
18-12-2003 |
||||||
wijziging |
11-12-2002 |
11-12-2002 |
||||||
wijziging |
11-12-2002 |
11-12-2002 |
Stb. 2002, 618
|
|||||
wijziging |
14-12-2001 |
14-12-2001 |
||||||
wijziging |
20-12-2001 |
20-12-2001 |
||||||
wijziging |
11-05-2000 |
11-05-2000 |
||||||
wijziging |
14-12-2000 |
14-12-2000 |
||||||
wijziging |
18-12-1997 |
18-12-1997 |
||||||
wijziging |
20-12-1996 |
20-12-1996 |
||||||
nieuw |
13-12-1996 |
13-12-1996 |
||||||
nieuwe-regeling |
08-10-1969 |
Stb. 1969, 445 |
08-10-1969 |
Stb. 1969, 445 |
Opmerkingen
1) Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2019.
2) Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2017.
3) Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2013 (Stb. 2012/321)
4) Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2013.
5) Abusievelijk is een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet geheel juist is.
6) Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2012.
7) De wijzigingsopdracht voor het vierde lid, onderdeel d, is niet geheel juist.Artikel II van Stb. 2005/468 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.
8) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
9) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
10) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
11) De wijzigingen op de artikelen 9, eerste lid, 10, 10a, 13, derde lid, 13b en 13d, met betrekking tot het daarin opgenomen onderdeel d van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zijn voor het eerst van toepassing op leningen die zijn aangegaan na 31 december 2001. De wijzigingen op de artikelen 13, eerste lid en 13d, met betrekking tot het daarin opgenomen onderdeel c van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zijn voor het eerst van toepassing op vervreemdingen van deelnemingen na 31 december 2001. Artikel 22 vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2002. Artikel 28, onderdeel f en g vinden op verzoek van de belastingplichtige toepassing met ingang van 1januari 2001. Bij Stb. 2001/641 is in artikel VIIA een bepaling betreffende de toepassing gepubliceerd. Artikel 17a, onderdeel c, 18, eerste lid werken terug tot en met 1 januari 2001.
12) Artikel 2 werkt voor NOB Holding N.V. terug tot en met 26 november 1999 en voor B.V. Weerbureau HWS tot en met 1 april 1999.