Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking de door de belastingplichtige van onderscheidenlijk aan lichamen of natuurlijke personen die behoren tot het concern waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt, ontvangen en betaalde:
renten ter zake van rechtens dan wel in feite direct of indirect samenhangende geldleningen, of
royalty's ter zake van rechtens dan wel in feite direct of indirect samenhangende rechtsverhoudingen,
indien door de belastingplichtige met betrekking tot die geldleningen of rechtsverhoudingen per saldo geen reële risico's worden gelopen.
Een belastingplichtige wordt met betrekking tot samenhangende geldleningen geacht reële risico's te lopen indien het eigen vermogen dat passend is ter dekking van de risico's ten minste bedraagt het laagste van de volgende bedragen:
1% van het bedrag van de uitstaande geldleningen, of
€ 2 000 000.
De belastingplichtige dient aannemelijk te maken dat dit bedrag aan eigen vermogen aanwezig is ter dekking van de desbetreffende risico's en dat dit wordt aangetast als deze risico's zich manifesteren.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt tot de winst van de belastingplichtige gerekend een met inachtneming van artikel 8b te bepalen vergoeding voor de door de belastingplichtige uitgeoefende functies die betrekking hebben op de samenhangende geldleningen of rechtsverhoudingen.
Onder een concern wordt verstaan: de belastingplichtige tezamen met de met hem verbonden lichamen en verbonden natuurlijke personen, bedoeld in artikel 10a, vierde en zevende lid, onderscheidenlijk vijfde lid.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
artikel: 3a
Vragen en antwoorden met betrekking tot besluit Dienstverleningslichamen en zekerheid vooraf (DGB 2014/3101), besluit Behandeling verzoeken zekerheid vooraf in vorm van Advance Tax Ruling (ATR) (DGB 2014/3099)
tekst: tekst
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
artikel: 8, 18
Wijzigingswet Wet inkomstenbelasting 2001, enz. (Belastingplan 2002 II - Economische infrastructuur)
artikel: VIIA
(07-09-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
t/m 01-01-2017 |
wijziging |
20-12-2017 |
20-12-2017 |
|||||
wijziging |
11-12-2002 |
Stb. 2002, 618
|
11-12-2002 |
Stb. 2002, 618
|
||||
nieuw |
14-12-2001 |
14-12-2001 |
||||||
nieuwe-regeling |
08-10-1969 |
Stb. 1969, 445 |
08-10-1969 |
Stb. 1969, 445 |
Opmerkingen
1) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
2) De wijzigingen op de artikelen 9, eerste lid, 10, 10a, 13, derde lid, 13b en 13d, met betrekking tot het daarin opgenomen onderdeel d van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zijn voor het eerst van toepassing op leningen die zijn aangegaan na 31 december 2001. De wijzigingen op de artikelen 13, eerste lid en 13d, met betrekking tot het daarin opgenomen onderdeel c van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zijn voor het eerst van toepassing op vervreemdingen van deelnemingen na 31 december 2001. Artikel 22 vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2002. Artikel 28, onderdeel f en g vinden op verzoek van de belastingplichtige toepassing met ingang van 1januari 2001. Bij Stb. 2001/641 is in artikel VIIA een bepaling betreffende de toepassing gepubliceerd. Artikel 17a, onderdeel c, 18, eerste lid werken terug tot en met 1 januari 2001.