Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 15a

  • 1

    Van een centrale maatschappij en haar ledenmaatschappijen wordt, op verzoek van al deze belastingplichtigen en ten vroegste met ingang van het jaar waarin het verzoek is ingediend, de belasting van hen geheven alsof er één belastingplichtige is, in die zin dat de werkzaamheden en het vermogen van de ledenmaatschappijen deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de centrale maatschappij. De belasting wordt geheven bij de centrale maatschappij. De belastingplichtigen tezamen worden in dat geval aangemerkt als fiscale eenheid.

  • 2

    Het eerste lid vindt slechts toepassing zo lang:

    • a.

      de werkzaamheden van de ledenmaatschappijen plaatsvinden onder leiding van de centrale maatschappij;

    • b.

      de werkzaamheden van de maatschappijen elkaar over en weer aangaan, met dien verstande dat de maatschappijen in ieder geval onderling instaan voor elkaars schulden;

    • c.

      winstuitdelingen aan de leden van de ledenmaatschappijen plaatsvinden naar een gelijke maatstaf;

    • d.

      de tijdvakken waarover de belasting wordt geheven voor de maatschappijen samenvallen;

    • e.

      de door Onze Minister nader te stellen voorwaarden zijn vervuld.

  • 3

    De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking, waarin de in het tweede lid, onderdeel e, bedoelde voorwaarden zijn opgenomen.

  • 4

    Het eerste lid vindt geen toepassing ingeval voor het bepalen van de winst niet bij de maatschappijen dezelfde bepalingen – uitgezonderd artikel 9, eerste lid, onderdeel g – van toepassing zijn, tenzij Onze Minister anders bepaalt.

  • 5

    De in het tweede lid, onderdeel e, bedoelde voorwaarden kunnen strekken tot de verzekering van de heffing en invordering van de belasting met het oog op de omstandigheid dat de in het eerste lid bedoelde belastingplichtigen voor de toepassing van deze wet een fiscale eenheid vormen alsmede met het oog op de totstandkoming en beëindiging van de fiscale eenheid. Onder die voorwaarden worden mede begrepen voorwaarden die betrekking kunnen hebben op het bepalen van de in een jaar genoten winst, de toelaatbare reserves, de verrekening van verliezen, de verminderingen ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van buitenlandse resultaten en de inhoud en wijziging van de statuten van de maatschappijen alsmede de overdracht en beëindiging van lidmaatschapsrechten in de centrale maatschappij.

  • 6

    Indien de ledenmaatschappijen deel uitmaken van een fiscale eenheid met een centrale maatschappij vindt met betrekking tot die centrale maatschappij artikel 9, eerste lid, onderdeel g, geen toepassing.

  • 7

    Artikel 15, veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 8

    Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      centrale maatschappij: een in Nederland gevestigde coöperatie waarvan de leden uitsluitend zijn in Nederland gevestigde coöperaties;

    • b.

      ledenmaatschappijen: de leden van een centrale maatschappij.

  • 9

    Dit artikel is op overeenkomstige wijze van toepassing op onderlinge waarborgmaatschappijen.

  • 10

    Het bepaalde in artikel 15ac, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Informatie geldend op 07-09-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Invorderingswet 1990
    artikel: 24, 39

  2. Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001
    artikel: 5

  3. Wet op de vennootschapsbelasting 1969
    artikel: 10a, 2, 24, 26

  4. Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
    artikel: 1

  5. Wijzigingswet van het fiscale regime voor onderhoudsvoorzieningen en spaarvormen alsmede van het fiscale regime voor verzekeraars en directiepensioenlichamen
    artikel: VIIA

  6. Wijzigingswet Wet op de vennootschapsbelasting 1969 c.a. (herziening regime fiscale eenheid)
    artikel: IV, V

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(07-09-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2018

wijziging

20-12-2017

Stb. 2017, 518

34786

20-12-2017

Stb. 2017, 518

09-12-2016

wijziging

30-11-2016

Stb. 2016, 479

34323

30-11-2016

Stb. 2016, 479

10-10-2010

wijziging

30-09-2010

Stb. 2010, 363

32217

23-09-2010

Stb. 2010, 387

Inwtr. 1

01-03-2004

t/m 01-01-2003

wijziging

18-12-2003

Stb. 2003, 528

29026

18-12-2003

Stb. 2003, 528

01-01-2003

wijziging

11-12-2002
samen met
11-12-2002
samen met
14-12-2001

Stb. 2002, 618
samen met
Stb. 2002, 613
samen met
Stb. 2001, 641

26854
samen met
28487
samen met
28034

11-12-2002
samen met
12-12-2002

Stb. 2002, 618
samen met
Stb. 2002, 617

Inwtr. 2

t/m 01-01-2002

wijziging

11-12-2002

Stb. 2002, 613

28487

11-12-2002

Stb. 2002, 613

Inwtr. 3

01-01-2002

wijziging

14-12-2001

Stb. 2001, 641

28034

14-12-2001

Stb. 2001, 641

Inwtr. 4

01-07-1997

wijziging

20-12-1996

Stb. 1996, 659

24868

24-04-1997

Stb. 1997, 206

01-01-1990

wijziging

28-12-1989

Stb. 1989, 601

21343

28-12-1989

Stb. 1989, 601

01-01-1989

nieuw

27-04-1989

Stb. 1989, 125

20521

27-04-1989

Stb. 1989, 125

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt.

  • 2) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 3) De datum van inwerkingtreding is vastgesteld onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

  • 4) De wijzigingen op de artikelen 9, eerste lid, 10, 10a, 13, derde lid, 13b en 13d, met betrekking tot het daarin opgenomen onderdeel d van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zijn voor het eerst van toepassing op leningen die zijn aangegaan na 31 december 2001. De wijzigingen op de artikelen 13, eerste lid en 13d, met betrekking tot het daarin opgenomen onderdeel c van artikel 13d, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zijn voor het eerst van toepassing op vervreemdingen van deelnemingen na 31 december 2001. Artikel 22 vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2002. Artikel 28, onderdeel f en g vinden op verzoek van de belastingplichtige toepassing met ingang van 1januari 2001. Bij Stb. 2001/641 is in artikel VIIA een bepaling betreffende de toepassing gepubliceerd. Artikel 17a, onderdeel c, 18, eerste lid werken terug tot en met 1 januari 2001.