Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3a:125 Opschorting bevoegdheid tot beëindiging overeenkomst

  • 1

    De Nederlandsche Bank kan de aan een derde toebehorende bevoegdheid tot beëindiging van een overeenkomst met de entiteit in afwikkeling opschorten, voor zover die entiteit voortgaat met het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de bedingen in de overeenkomst die de kern van de prestaties betreffen, alsmede met het verschaffen van zekerheden.

  • 2

    De Nederlandsche Bank kan besluiten tot opschorting van een aan een derde toebehorende bevoegdheid tot beëindiging van een overeenkomst met een dochteronderneming van de entiteit in afwikkeling indien:

    • a.

      de verplichtingen op grond van de overeenkomst door de entiteit in afwikkeling worden gegarandeerd of anderszins gewaarborgd;

    • b.

      de beëindigingsrechten op grond van de overeenkomst uitsluitend zijn gebaseerd op de insolvabiliteit of financiële positie van de entiteit in afwikkeling; en

    • c.

      met betrekking tot de entiteit in afwikkeling een besluit is of kan worden genomen tot overgang van eigendomsinstrumenten, activa of passiva en:

      • i.

        alle activa of passiva van de dochteronderneming in verband met die overeenkomst aan de verkrijger zijn of kunnen overgaan en door hem zijn of kunnen worden verkregen; of

      • ii.

        de Nederlandsche Bank op een andere wijze passende bescherming biedt voor dergelijke verplichtingen.

  • 3

    De opschorting, bedoeld in het eerste en tweede lid, werkt vanaf het tijdstip van de bekendmaking van het besluit tot 00.00 uur Nederlandse tijd aan het einde van de werkdag volgend op de bekendmaking onderscheidenlijk de tijd van de lidstaat waar de dochteronderneming is gevestigd.

  • 4

    De opschorting werkt niet ten aanzien van een systeem of systeemexploitant als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel q, van de Faillissementswet en centrale tegenpartijen.

  • 5

    Na het verstrijken van de opschortingstermijn, bedoeld in het derde lid, mogen de beëindigingsrechten overeenkomstig de voorwaarden van die overeenkomst als volgt worden uitgeoefend:

    • a.

      indien de onder de overeenkomst vallende rechten en verplichtingen op een andere entiteit zijn overgegaan, kan een wederpartij de beëindigingsbevoegdheden slechts dan uitoefenen indien zich aan de zijde van de verkrijger een afdwingingsgrond blijft voordoen of zich later voordoet;

    • b.

      indien de onder de overeenkomst vallende rechten en verplichtingen niet vallen onder de toepassing van een afwikkelingsinstrument, kan een wederpartij de beëindigingsbevoegdheden uitoefenen.

Informatie geldend op 10-09-2024

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(10-09-2024)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2019

nieuw

28-11-2018

Stb. 2018, 489

34842

11-12-2018

Stb. 2018, 491