Wanneer een student door toedoen van Onze Minister over een periode ten onrechte niet over een geladen reisproduct beschikt, heeft hij over die periode jegens Onze Minister aanspraak op een vergoeding ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.27, tweede lid, onder b, mits hij meer dan 8 weken vóór het begin van de desbetreffende kalendermaand, zowel de studiefinanciering heeft aangevraagd als alle benodigde gegevens voor het kunnen toekennen van studiefinanciering heeft verstrekt. Indien het betreft een reisvoorziening als bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, heeft hij slechts aanspraak op een vergoeding als bedoeld in de vorige volzin, indien hij tevens binnen een bij ministeriële regeling vast te stellen termijn, een aanvraag om deze reisvoorziening heeft ingediend.
De student vraagt de vergoeding aan binnen 2 weken na de dag waarop hij op de aanvraag voor het eerst studiefinanciering heeft toegekend gekregen of, indien dit later is, binnen 2 weken na de dag waarop voor het eerst zijn recht op studiefinanciering inging.
De student heeft geen recht op enige vergoeding:
wegens het geen of slechts gedeeltelijk gebruik maken van het reisrecht, of
in geval van inname, verlies, diefstal, beschadiging of een defect van de OV-chipkaart, bedoeld in artikel 3.26, eerste lid.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
(06-01-2022)
|
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
|
wijziging |
01-07-2020 |
08-07-2020 |
||||||
|
wijziging |
12-02-2020 |
16-03-2020 |
||||||
|
wijziging |
17-10-2018 |
Stb. 2018, 378 |
12-11-2018 |
|||||
|
wijziging |
12-07-2012 |
21-08-2012 |
||||||
|
wijziging |
19-11-2009 |
14-12-2009 |
||||||
|
wijziging |
29-06-2000 |
29-06-2000 |
||||||