Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 2a

  • 1

    In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft een belanghebbende, die op de laatste dag van het berekeningsjaar meerderjarig is, geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien:

    • a.

      hij op de laatste dag van het berekeningsjaar geen partner heeft en zijn toetsingsinkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan € 24.570, of

    • b.

      hij op de laatste dag van het berekeningsjaar een partner heeft en het gezamenlijke toetsingsinkomen van hem en zijn partner over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan € 35.100.

  • 2

    In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft de belanghebbende, die op de laatste dag van het berekeningsjaar minderjarig is, geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien:

    • a.

      een van zijn tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud verplichte ouders zonder partner op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en het toetsingsinkomen van die ouder over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan € 24.570;

    • b.

      zijn tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud verplichte ouders op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven en het gezamenlijke toetsingsinkomen van die ouders over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar hoger is dan € 35.100, of

    • c.

      een van zijn tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud verplichte ouders en de niet een ouder van die belanghebbende zijnde partner van die ouder, op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staan ingeschreven en het gezamenlijke toetsingsinkomen van die ouder en die partner over het tweede jaar voorafgaande aan het berekeningsjaar, hoger is dan € 35.100.

  • 3

    Als partner wordt aangemerkt:

    • a.

      de echtgenoot;

    • b.

      de geregistreerde partner;

    • c.

      de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige, een gezamenlijke huishouding voert met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad.

  • 4

    Voor de toepassing van het derde lid wordt een persoon die duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenoot of zijn geregistreerde partner als ongehuwd aangemerkt.

  • 5

    Voor de toepassing van het derde lid wordt een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten als gezamenlijke huishouding aangemerkt. Het bepaalde bij of krachtens artikel 1, vijfde tot en met zevende lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is van toepassing.

  • 6

    Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van een belanghebbende als bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien een tot zijn huishouden behorend persoon op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en krachtens artikel 2, eerste en tweede lid, recht zou hebben op een hogere tegemoetkoming of op een even hoge tegemoetkoming en ouder is dan de belanghebbende.

  • 7

    Het tweede lid vindt geen toepassing ten aanzien van een belanghebbende als bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien een tot zijn huishouden behorend persoon op de laatste dag van het berekeningsjaar op hetzelfde woonadres als de belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en krachtens artikel 2, eerste en tweede lid:

    • a.

      recht zou hebben op een hogere tegemoetkoming dan de belanghebbende, of

    • b.

      op een even hoge tegemoetkoming als de belanghebbende en ouder is dan de belanghebbende.

  • 8

    De in het eerste en tweede lid vermelde bedragen kunnen jaarlijks bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd voor zover de tabelcorrectiefactor, genoemd in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 daar aanleiding toe geeft.

  • 9

    Het CAK verleent bij het ontbreken van een op grond van het eerste of tweede lid ten aanzien van een belanghebbende als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking te nemen toetsingsinkomen respectievelijk gezamenlijk toetsingsinkomen, de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan die belanghebbende.

  • 10

    In afwijking van artikel 2, eerste lid, heeft degene die niet verzekerd is krachtens een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet, geen recht op de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, tenzij hij militaire ambtenaar in werkelijke dienst is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a juncto onderdeel b, van de Militaire ambtenarenwet 1931, dan wel een militair is aan wie buitengewoon verlof met behoud van militaire inkomsten is verleend.

Informatie geldend op 21-04-2015

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(21-04-2015)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2016

intrekking-regeling

04-06-2014

Stb. 2014, 259

33726

04-06-2014

Stb. 2014, 259

Alg. 1

15-02-2014

t/m 01-01-2012

wijziging

04-12-2013

Stb. 2013, 560

33507

03-02-2014

Stb. 2014, 62

06-01-2014

wijziging

10-07-2013

Stb. 2013, 316

33555

28-11-2013

Stb. 2013, 494

Inwtr. 2

31-08-2012

t/m 01-01-2012

wijziging

05-04-2012

Stb. 2012, 202

33045

11-08-2012

Stb. 2012, 384

Inwtr. 3

27-11-2009

nieuw

29-10-2009

Stb. 2009, 486

31905

29-10-2009

Stb. 2009, 486

Opmerkingen

  • 1) Artikel XVI, eerste en tweede lid, van Stb. 2014/259 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.

  • 2) Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet basisregistratie personen in werking treedt.

  • 3) Blijft buiten toepassing ten aanzien van tegemoetkomingen die betrekking hebben op de kalenderjaren die voor de datum van inwerkingtreding zijn gelegen.