Aan een onroerende zaak wordt een waarde toegekend.
De waarde wordt bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
In afwijking in zoverre van het tweede lid wordt de waarde van een onroerende zaak, voor zover die niet tot woning dient, en met uitzondering van onroerende zaken die zijn ingeschreven in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het tweede lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:
de aard en de bestemming van de zaak;
de sedert de stichting van de zaak opgetreden technische en functionele veroudering, waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen.
In afwijking in zoverre van het tweede lid wordt de waarde van een gebouwd eigendom in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het derde lid. Onder een gebouwd eigendom in aanbouw wordt verstaan een onroerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig zijn beoogde bestemming.
In afwijking in zoverre van het tweede lid wordt de waarde van een gebouwd eigendom dat tot woning dient en deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 220d, eerste lid, onderdeel d, van de Gemeentewet bedoelde voorwaarden bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Gebouwde eigendommen die dienstbaar zijn aan de woning worden geacht deel uit te maken van die woning.
Met betrekking tot een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, aanhef en onderdeel f , wordt de waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde die dient te worden toegekend aan de gehele onroerende zaak.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Besluit huurprijzen woonruimte
bijlage: I
Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
artikel: 1
Gemeentewet
artikel: 220d, 221
Huisvestingswet 2014
artikel: 17
Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding
artikel: 1
Successiewet 1956
artikel: 21
Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken
artikel: 3
Waterschapswet
artikel: 121
Wet inkomstenbelasting 2001
artikel: 3.30a, 3.112, 3.19, 5.20
Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen
artikel: 4
(01-05-2019)
|
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
|
Aanhangig |
||||||||
|
wijziging |
09-12-2015 |
22-12-2015 |
||||||
|
wijziging |
25-03-2010 |
10-06-2010 |
||||||
|
t/m 01-01-2008 |
wijziging |
03-07-2008 |
03-07-2008 |
|||||
|
wijziging |
14-12-2000 |
Stb. 2000, 551
|
20-08-2007 |
|||||
|
wijziging |
09-12-2004 |
09-12-2004 |
||||||
|
wijziging |
20-12-1996 |
20-12-1996 |
||||||
|
nieuwe-regeling |
15-12-1994 |
Stb. 1994, 874 |
15-12-1994 |
Stb. 1994, 874 |
||||