Op een verzoek tot machtiging ten vervoer ontvangen zaken te verkopen wordt beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank, binnen welker rechtsgebied de zaken zich bevinden. De verzoeker is verplicht bij zijn verzoek aan te geven op welke wijze of wijzen de zaken kunnen worden verkocht. Indien het verzoek gegrond is op het eerste lid van de artikelen 491 of 957 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt op het verzoek beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.
De voorzieningenrechter van de rechtbank zal op verzoek van de meest gerede partij in zijn beschikking bepalen dat, en zo ja, op welke wijze de opbrengst van het verkochte of een gedeelte daarvan zal strekken tot zekerheid voor nog niet vaststaande vorderingen van de vervoerder.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
(18-01-2022)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
22-06-2016 |
15-11-2016 |
||||||
wijziging |
06-12-2001 |
10-12-2001 |
||||||
nieuw |
23-05-1990 |
Stb. 1990, 379 |
04-03-1991 |
Stb. 1991, 100 |
||||
vervallen |
02-07-1986 |
Stb. 1986, 372 |
02-07-1986 |
Stb. 1986, 372 |
||||
nieuwe-regeling |
31-03-1828 |
Stb. 1828, 38 |
10-04-1838 |
Stb. 1838, 12 |
Opmerkingen
1) Artikel II van Stb. 2016/255 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.