Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 30c

  • 1

    De eiser of verzoeker dient de procesinleiding langs elektronische weg in bij de rechter. Partijen dienen gedurende de procedure ook overige stukken langs elektronische weg in, tenzij de rechter anders bepaalt. Anderen dan partijen, die bij de procedure worden betrokken, dienen stukken langs elektronische weg in, tenzij de wet of de rechter anders bepaalt.

  • 2

    Waar dit wetboek voorschrijft dat handelingen schriftelijk geschieden, wordt hieraan langs elektronische weg voldaan, tenzij dit wetboek of de rechter anders bepaalt.

  • 3

    Waar in dit wetboek ondertekening is voorgeschreven, is tevens aan dit vereiste voldaan indien het stuk is ondertekend met een elektronische handtekening die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. Een stuk dat langs elektronische weg is ingediend in het digitale systeem voor gegevensverwerking van de gerechten geldt als ondertekend. Dit lid is niet van toepassing op akten als bedoeld in artikel 156 en op de ondertekening van documenten in een arbitrageprocedure ingevolge het Vierde Boek.

  • 4

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere uitzonderingen op de verplichting tot stukkenwisseling langs elektronische weg als bedoeld in het eerste en het tweede lid worden gemaakt, en kan indiening of terbeschikkingstelling van stukken en mededelingen langs elektronische weg worden uitgesloten.

  • 5

    [Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 6

    Indien niet is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet of de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 30f, stelt de rechter de desbetreffende partij in de gelegenheid dit verzuim te herstellen binnen een door hem te bepalen termijn. Maakt de eiser of verzoeker van deze gelegenheid geen gebruik, dan kan hij in de vordering of het verzoek niet ontvankelijk worden verklaard dan wel kan de rechter het stuk buiten beschouwing laten.

  • 7

    In afwijking van het voorgaande lid kan de rechter bepalen dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor stukkenwisseling op papier.

  • 8

    Niet-ontvankelijkverklaring wegens het ten onrechte indienen van een procesinleiding op papier of het buiten beschouwing laten van een stuk omdat het ten onrechte op papier of na afloop van een termijn is ingediend, blijft achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Informatie geldend op 18-01-2022

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  1. Besluit elektronisch procederen

  2. Verzamelbesluit Justitie en Veiligheid 2018

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Besluit elektronisch procederen

  2. Verzamelbesluit Justitie en Veiligheid 2018

  3. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van digitaal procederen)
    artikel: 30e, 30k, 115, 406

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(18-01-2022)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

wijziging

13-07-2016

Stb. 2016, 288

34059

01-04-2021

wijziging

13-07-2016

Stb. 2016, 288

34059

04-02-2021

Stb. 2021, 81

Inwtr. 1

01-10-2019

wijziging

03-07-2019

Stb. 2019, 241

35175

05-07-2019

Stb. 2019, 247

Alg. 2

01-09-2017

wijziging

13-07-2016
samen met
13-07-2016

Stb. 2016, 288
samen met
Stb. 2016, 290

34059
samen met
34212

01-05-2017

Stb. 2017, 174

Inwtr. 3

10-03-2017

wijziging

21-12-2016

Stb. 2017, 13

34413

22-02-2017

Stb. 2017, 81

01-03-2017

nieuw

13-07-2016

Stb. 2016, 288

34059

25-01-2017

Stb. 2017, 16

Alg. 4

Inwtr. 5

Opmerkingen

  • 1) Treedt voor het eerste tot en met derde lid en zesde tot en met achtste lid uitsluitend in werking voor zover het betreft verzoekprocedures bij de Hoge Raad.

  • 2) Artikel I van Stb. 2019/241 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.

  • 3) Treedt in werking voor zover het betreft vorderingsprocedures bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland, waarin partijen niet in persoon kunnen procederen en met uitzondering van procedures die worden ingesteld op grond van de artikelen 254, 438, tweede tot en met vijfde lid, 486, eerste lid, 613, 642q, 771 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 27 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 122 van de Faillissementswet en de Onteigeningswet.Treedt voor wat betreft het vierde lid, tweede volzin eveneens in werking voor vorderingsprocedures bij de Hoge Raad.

  • 4) De artikelen III en IV van Stb. 2016/288 bevatten overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.

  • 5) Treedt uitsluitend in werking voor zover het betreft vorderingsprocedures bij de Hoge Raad.