In alle gevallen waarin de verdachte wordt gehoord of een verhoor bijwoont, stelt de rechterlijk ambtenaar de identiteit van de verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin. De rechterlijk ambtenaar is tevens bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, tweede lid, indien over zijn identiteit twijfel bestaat.
De verdachte is verplicht op bevel van een rechterlijk ambtenaar een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en zijn medewerking te verlenen aan het nemen van zijn vingerafdrukken.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
artikel: 22
Overleveringswet
artikel: 26, 39
Penitentiaire beginselenwet
artikel: 28
Uitleveringswet
artikel: 26, 41
Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
artikel: 28, 52
Wetboek van Strafvordering
artikel: 22, 190, 290, 464
(01-08-2019)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
vernummerd-wijziging |
17-11-2016 |
20-02-2017 |
Opmerkingen
1) Voorheen art. 29b.