Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 292

  • 1

    De voorzitter ondervraagt de getuige.

  • 2

    Hij geeft daarna de rechters en de officier van justitie de gelegenheid tot het stellen van vragen aan de getuige.

  • 3

    Hij stelt de verdachte in de gelegenheid om de getuige te ondervragen en naar aanleiding daarvan tegen de verklaring van die getuige in te brengen wat tot zijn verdediging kan dienen.

  • 4

    Indien echter de getuige tijdens het voorbereidende onderzoek nog niet is gehoord en op verzoek van de verdachte is opgeroepen of ter terechtzitting verschenen, wordt hij eerst door de verdachte en daarna door de voorzitter ondervraagd. Het tweede lid is van toepassing.

  • 5

    De voorzitter stelt de officier van justitie in de gelegenheid tot het maken van opmerkingen over de ondervraging bedoeld in het vierde lid.

Informatie geldend op 01-08-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Gerechtsdeurwaarderswet
    artikel: 42

  2. Overleveringswet
    artikel: 30

  3. Uitleveringswet
    artikel: 29

  4. Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
    artikel: 29

  5. Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
    artikel: 28

  6. Wetboek van Strafrecht
    artikel: 14i, 15e

  7. Wetboek van Strafvordering
    artikel: 509m, 509dd, 289, 415

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(01-08-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-02-1998

wijziging

15-01-1998

Stb. 1998, 33

24692

15-01-1998

Stb. 1998, 34

02-11-1996

wijziging

14-09-1995

Stb. 1995, 441

23705

21-10-1996

Stb. 1996, 522

01-01-1926

wijziging

30-07-1925

Stb. 1925, 343

04-12-1925

Stb. 1925, 465

01-01-1926

nieuwe-regeling

15-01-1921

Stb. 1921, 14

04-12-1925

Stb. 1925, 465