Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 5.1.8 (inzet van opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen)

  • 1

    Ter uitvoering van een daartoe strekkend verzoek om rechtshulp van een vreemde staat kunnen opsporingsbevoegdheden worden toegepast, voor zover deze eveneens zouden kunnen worden toegepast in een Nederlands onderzoek naar dezelfde feiten op grond van dit wetboek. Daarbij worden, indien het verzoek op een verdrag is gebaseerd, eisen die worden gesteld in verband met de proportionaliteit, alsmede een beoordeling van het onderzoeksbelang buiten beschouwing gelaten.

  • 2

    Indien meerdere opsporingsbevoegdheden zich lenen voor uitvoering van het verzoek om rechtshulp, wordt gekozen voor toepassing van de voor betrokkenen minst ingrijpende bevoegdheid, tenzij uit het verzoek om rechtshulp of uit overleg met de autoriteiten van de verzoekende staat blijkt dat toepassing van een andere bevoegdheid is aangewezen.

  • 3

    Bevoegdheden die op grond van dit wetboek slechts kunnen worden toegepast door of na machtiging van de rechter-commissaris, kunnen enkel worden toegepast ter uitvoering van een verzoek dat afkomstig is van rechterlijke autoriteiten van een vreemde staat.

  • 4

    Indien zulks voor uitvoering van het verzoek noodzakelijk of gewenst is, stelt de officier van justitie het verzoek, voor zover nodig met toepassing van artikel 181, in handen van de rechter-commissaris. De officier van justitie omschrijft in de vordering welke verrichtingen van de rechter-commissaris worden verlangd. De vordering kan te allen tijde worden ingetrokken.

  • 5

    De rechter-commissaris stelt de door hem ter uitvoering van het verzoek om rechtshulp vergaarde voorwerpen, stukken en gegevens onverwijld ter beschikking aan de officier van justitie.

  • 6

    De artikelen 126aa, tweede lid, alsmede 126bb tot en met 126dd zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 126cc is slechts van toepassing voor zover de betreffende processen-verbaal en andere voorwerpen niet aan de buitenlandse autoriteiten zijn afgegeven. De officier van justitie draagt er zorg voor dat een betrokkene de processen-verbaal en andere voorwerpen die op hem betrekking hebben op enig moment kan inzien.

Informatie geldend op 01-08-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Overleveringswet
    artikel: 53

  2. Uitvoeringswet restmechanismen straftribunalen
    artikel: 10

  3. Uitvoeringswet Speciaal Tribunaal voor Libanon
    artikel: 9

  4. Wetboek van Strafvordering
    artikel: 5.5.5

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(01-08-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-07-2018

nieuw

07-06-2017

Stb. 2017, 246

34493

07-12-2017

Stb. 2017, 492

Alg. 1

Opmerkingen

  • 1) Artikel VI van Stb. 2017/246 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.