Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 5.4.7 (Toepassing bevoegdheden ter uitvoering van Europees onderzoeksbevel)

  • 1

    Ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel kunnen opsporingsbevoegdheden worden toegepast, onder dezelfde voorwaarden waaronder deze kunnen worden toegepast in een Nederlands onderzoek naar dezelfde feiten op grond van dit wetboek. Daarbij worden eisen die worden gesteld in verband met de proportionaliteit, alsmede een beoordeling van het onderzoeksbelang buiten beschouwing gelaten.

  • 2

    De officier van justitie past, indien mogelijk, een andere bevoegdheid toe dan die welke is genoemd in het bevel, indien de in het bevel genoemde bevoegdheid naar Nederlands recht niet bestaat, dan wel in een vergelijkbare Nederlandse zaak niet zou kunnen worden toegepast. Indien er naar Nederlands recht geen bevoegdheid voorhanden is die tot hetzelfde resultaat zou leiden als de in het bevel genoemde bevoegdheid, stelt de officier van justitie de uitvaardigende autoriteit ervan in kennis dat de gevraagde bijstand niet kan worden verleend.

  • 3

    In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt een bevel altijd uitgevoerd indien dat ziet op:

    • a.

      het verkrijgen van reeds uit andere hoofde vergaard bewijsmateriaal, dat conform het Nederlandse recht in het kader van een strafprocedure of voor de doeleinden van het bevel had kunnen worden verkregen;

    • b.

      het verstrekken van politiegegevens of strafvorderlijke gegevens;

    • c.

      het horen van een getuige, deskundige, slachtoffer, verdachte of derde in Nederland;

    • d.

      de identificatie van personen die zijn aangesloten op een bepaald telefoonnummer of IP-adres als bedoeld in de artikelen 126na, 126ua en 126zh;

    • e.

      andere bevoegdheden, met uitzondering van dwangmiddelen en met uitzondering van de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 126g tot en met 126n, 126nb tot en met 126u, 126ub tot en met 126z, 126zd tot en met 126zg en 126zi tot en met 126zu en artikel 126gg.

  • 4

    De officier van justitie kan besluiten een andere opsporingsbevoegdheid dan aangegeven in het bevel toe te passen, indien daardoor met minder indringende middelen hetzelfde resultaat kan worden bereikt.

  • 5

    Indien de officier van justitie voornemens is uitvoering te geven aan het bevel met toepassing van het tweede of vierde lid, meldt hij dit eerst aan de uitvaardigende autoriteit die kan besluiten het bevel in te trekken of aan te vullen.

Informatie geldend op 01-08-2019

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Wetboek van Strafvordering
    artikel: 5.4.4

  2. Wijzigingswet Wetboek van Strafvordering (implementatie richtlijn Europees onderzoeksbevel)
    artikel: II

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(01-08-2019)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

17-06-2017

nieuw

31-05-2017

Stb. 2017, 231

34611

14-06-2017

Stb. 2017, 262

Alg. 1

01-03-2015

nieuw

28-01-2015

Stb. 2015, 40

33954

19-02-2015

Stb. 2015, 81

Alg. 2

Opmerkingen

  • 1) Artikel II van Stb. 2017/231 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.

  • 2) Artikel II van Stb. 2015/40 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.Door Stb. 2017/231 vernummerd tot art. 5.8.7.