Architectuur is volgens Cees Dam in eerste instantie een vak, een vak dat geleerd moet worden. Het kent een traditie en daar kan het niet van loskomen, hoezeer sommige architecten dat ook zouden willen. Architectuur is ook een kunst, een gebonden en vervuilde kunst. De architect moet alleen en intuïtief ideeën ontwikkelen (dat is de kunstkant van de architectuur), die later aan functionele en economische wetten aangepast moeten worden (en dat vervuilt of bindt de kunst). Ten slotte is architectuur ook herinnering, niet alleen voor architectuurcritici, die de voorlopers van het nieuwe vaak feilloos kunnen aanwijzen, maar juist ook voor het brede publiek. De architectuur moet hun dromen kunnen bevatten. Bovendien moet de architectuur verrassen. De architect moet daarom eerst orde scheppen, om deze daarna te ontregelen.
Cees Dam (1932) heeft als architect en als hoogleraar en decaan van de faculteit Bouwkunde, TU Delft, talloze lezingen, artikelen en andere teksten gepubliceerd over architectuur. Dit boek biedt zijn meest fundamentele teksten over het vak van architectonisch ontwerpen, ontwerpend denken, de cultureelmaatschappelijke rol van architectuur en de positie van de architect.