De Wet ruimtelijke ordening bevat sinds 2008 een belangrijke nieuwe regeling voor de grondexploitatie. Daarbij gaat het om de mogelijkheden van verhaal van kosten, zoals van de aanleg van nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen. Daarnaast beoogt de wet een regeling te geven voor het stellen van locatie-eisen, die bijvoorbeeld betrekking hebben op eisen aan het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, verschillende woningbouwcategorieën of de inrichting van de openbare ruimte. De nieuwe regeling kent een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke weg. De privaatrechtelijke weg, die leidt tot het sluiten van een overeenkomst, heeft het primaat. De publiekrechtelijke weg, die leidt tot het vaststellen van een exploitatieplan, is bedoeld als stok achter de deur.
De recente wetgeving over de grondexploitatie laat een aantal vragen nog deels onbeantwoord. Dat geldt in het bijzonder voor de vraag naar de exacte mogelijkheden voor het stellen van locatie-eisen. In deze preadviezen worden die vragen opgepakt. Ellerman gaat in op de mogelijkheden om in een exploitatieplan locatie-eisen te regelen en op de vraag hoe de locatie-eisen doorwerken bij de beoordeling van vergunningaanvragen en bij de publiekrechtelijke handhaving. Ook aspecten van rechtsbescherming komen aan de orde. Het is nog niet duidelijk hoe het privaatrechtelijke en publiekrechtelijke spoor zich tot elkaar verhouden wat betreft de mogelijkheden om locatie-eisen te stellen. Daarover gaat het preadvies van De Snoo. Ook het (Europese) aanbestedingsrecht speelt een rol bij de grondexploitatie. Meesters gaat in haar preadvies in op de bevoegdheid om in het exploitatieplan regels te stellen over de aanbestedingsverplichting, waarbij zij de vraag centraal stelt in hoeverre die bevoegdheid er daadwerkelijk toe zal bijdragen dat de aanbestedingsregelgeving op de juiste wijze wordt toegepast.
Over de auteur(s)
Mr. A. de Snoo en mr. J.C. Ellerman zijn advocaat bij Houthoff Buruma en werkzaam op de sectie Corporate Litigation.