Ruimtelijk overgangsrecht zou voor een ieder die het aangaat eenvoudig en begrijpelijk moeten zijn, maar is dat in de praktijk vaak allerminst. Het spanningsveld tussen verkregen rechten enerzijds en nieuwe regels voor de (gebouwde) omgeving anderzijds, is al lange tijd een rijke voedingsbodem gebleken voor vele verschillende opvattingen over de vraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden aanspraak kan worden gemaakt op overgangsrechtelijke bescherming. Moeten oude rechten worden gerespecteerd, of moeten ze wijken voor het voortschrijdend inzicht van de overheid over het bouwen en gebruiken van onze omgeving? Zowel (gemeentelijke) overheden als de bestuursrechter hebben er vaak uiteenlopende visies over, met als gevolg een soms overvolle doos van Pandora voor de rechtzoekende. In dit praktijkboek voor de rechtspraktijk zijn door Hans Koolen en Gijs Heutink het doel en de strekking van het ruimtelijk overgangsrecht op een rij gezet, en pogen zij in – voor juristen of aankomend juristen – begrijpelijke taal een praktisch overzicht te geven van de verschillende vormen van ruimtelijk overgangsrecht, en de toepassing daarvan in concrete gevallen: een rode draad in de wirwar van regels en uitzonderingen.
In dit boek worden de verschillende vormen van ruimtelijk overgangsrecht (het bouw- en gebruiksovergangsrecht, het persoonsgebonden overgangsrecht en de uitsterfregeling) aan de hand van jurisprudentie besproken. Aan de orde komen vragen als: onder welke omstandigheden kan een beroep op het ruimtelijk overgangsrecht worden gedaan, valt bepaalde bebouwing of een bepaald gebruik eeuwig onder het overgangsrecht en kan ten behoeve van overgangsrechtelijk beschermd gebruik wel of niet worden gebouwd? Er wordt ook uitgebreid aandacht besteed aan het ruimtelijk overgangsrecht in de Omgevingswet, met een nadruk op het overgangsrecht in het omgevingsplan (de beoogde opvolger van het huidige bestemmingsplan).
Dit praktijkboek is geschreven voor juristen die – voor overheden of voor belanghebbenden en rechtzoekenden – zijn betrokken bij de participatie en de voorbereiding van bestemmingsplannen of omgevingsplannen met overgangsrechtelijke problematiek. Het boek is ook geschreven voor juristen die in de rechtspraktijk te maken hebben met vragen van rechtzoekenden of overheden over de omvang en voorwaarden van overgangsrechtelijke bescherming, of de uitleg of toepassing van het ruimtelijk overgangsrecht in vastgestelde plannen.