Het lid Flach (SGP) heeft vragen gesteld over de stand van zaken bij de aanpak van speculatieve grondhandel. De uitkomsten waar het lid Flach naar vraagt heeft u op 20 november jl. aan de Kamer verzonden. In de beantwoording wordt naar dit onderzoek en uw brief over speculatieve grondhandel verwezen. De beantwoording van deze Kamervragen is mede namens het ministerie van Financiën en van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Antwoorden op Kamervragen van het lid Flach (SGP) over de aanpak van speculatieve grondhandel
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Maatschappelijke en juridische ontwikkelingen bij de windhandel in opgeknipte agrarische percelen»?
Antwoord 1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Vraag 2
Waarom is de Kamer nog steeds niet geïnformeerd over de uitkomst van het toegezegde ambtelijke onderzoek naar de aanpak van speculatieve grondhandel?
Antwoord 2
Uw Kamer is op 20 november 2025 bij brief geïnformeerd over de uitkomst van het ambtelijk onderzoek naar maatregelen om speculatieve grondhandel met opgesplitste percelen gericht op particulieren te voorkomen en tegen te gaan. In diezelfde brief is uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van een extern onderzoek naar een splitsingsverbod bij speculatieve grondhandel en over een update door het Kadaster van de inzichten over de aard en omvang van de problematiek.
Vraag 3
Wat is de stand van zaken van het genoemde ambtelijke onderzoek? Wanneer wordt de uitkomst met de Kamer gedeeld?
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Deelt u de analyse dat het voor consumenten niet eenvoudig is om een gesloten koopovereenkomst voor opgeknipte landbouwpercelen ontbonden te krijgen en verhaal te halen?
Antwoord 4
Een consument heeft meerdere privaatrechtelijke mogelijkheden om een met een grondhandelaar gesloten koopovereenkomst over een gesplitst perceel te vernietigen. Zo kan een consument zich beroepen op een oneerlijke handelspraktijk, dwaling, bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden of de onbepaalbaarheid van de koop. Uit de rechtspraak blijkt dat een beroep op een oneerlijke handelspraktijk of dwaling het meest voorkomt.
Bij een oneerlijke handelspraktijk is sprake als de handelaar informatie heeft verstrekt die feitelijk onjuist is of misleidend, waardoor de consument een besluit neemt dat hij anders niet had genomen. Bij dwaling gaat het om een onjuiste voorstelling van zaken, waardoor de consument een overeenkomst sluit die hij anders niet zou zijn aangegaan.
De consument kan de overeenkomst vernietigen door een buitengerechtelijke verklaring of via de rechter. Door vernietiging verliest de overeenkomst met terugwerkende kracht haar werking. Reeds verrichte prestaties kunnen worden teruggevorderd. Indien sprake is van een oneerlijke handelspraktijk, rust de bewijslast op de handelaar. Ook kan de handelaar aansprakelijk zijn voor schade.
Een vernietiging maakt ook een boetebeding in de overeenkomst ongeldig. Bedingen die ontbinding of vernietiging uitsluiten, doen niets af aan de wettelijke mogelijkheden. De rechter kan dergelijke bedingen terzijde schuiven.
Daarnaast wordt de wenselijkheid van een wettelijke bedenktijd bij aankoop van grond door consumenten onderzocht, vergelijkbaar met de bedenktijd bij aankoop van een woning.
Vraag 5
Deelt u de analyse dat het versnipperen van eigendomsrechten van landbouwpercelen onwenselijk is vanuit het oogpunt van gebiedsontwikkeling?
Antwoord 5
Waar versnippering plaatsvindt en sprake is van gebiedsontwikkeling, is dit onwenselijk. Het ambtelijke onderzoek toont dat op landelijke schaal reguliere gebiedsontwikkeling nauwelijks wordt gehinderd. Het Kadaster bevestigt dat het aandeel beleggingspercelen klein is. In zeldzame gevallen leidt versnippering tot vertraging, maar instrumenten als voorkeursrecht en onteigening bieden oplossingen.
Vraag 6
Kunt u, zowel kwalitatief als kwantitatief, de gevolgen van de geschetste speculatieve grondhandel voor de woningbouw duiden?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 5 en de Kamerbrief van 20 november waarin de onderzoeken van het Kadaster zijn toegelicht.
Vraag 7
Hoe waardeert u de analyse van het Kadaster dat de windhandel leidt tot vervuiling van kadastrale registers?
Antwoord 7
Hierop ga ik in mijn brief van 20 november. Een gedachte is om nieuwe perceelsgrenzen definitief vast te stellen voorafgaand aan eigendomsoverdracht. Dit zou grondhandel kunnen tegengaan, maar stuit op uitvoeringsproblemen. Het ministerie gaat hierover verder in gesprek met het Kadaster.
Vraag 8
Hoe waardeert u de constatering dat het aanbieden van opgeknipte kavels landbouwgrond voor handelaren een vergunningplichtige activiteit is?
Antwoord 8
Of sprake is van vergunningplicht hangt af van de casus. Wanneer speculatieve grondhandel kwalificeert als beleggingsobject, is dit vergunningplichtig onder de Wet op het financieel toezicht. AFM en ACM kunnen optreden tegen oneerlijke handelspraktijken. Zij beoordelen casussen en kunnen handhavingsinstrumenten inzetten. Een vergunningstelsel voor grondhandelaren is onderzocht, maar niet doeltreffend.
Vraag 9
Hoe waardeert u de in het artikel genoemde voorstellen?
Antwoord 9
Voor vergunningplicht zie antwoord 8. Het voorstel om notarissen oorspronkelijke verkoopprijzen te laten melden ziet op vermelding in de leveringsakte. Notarissen hebben een zorg- en informatieplicht en moeten kopers wijzen op risico’s bij speculatieve transacties. Bij onverklaarbare prijsstijgingen kan de notaris zijn dienstverlening weigeren. Voor inzet van het Kadaster verwijs ik naar antwoord 7.
Vraag 10
Hoe wilt u op korte termijn ongewenste speculatieve grondhandel inperken?
Antwoord 10
Zie de maatregelen in de Kamerbrief van 20 november: online voorlichting, verkenning van een wettelijke bedenktijd voor particuliere kopers, monitoring van ontwikkelingen en periodieke updates van het Kadaster.
