Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) stuurt de Tweede Kamer het programma ‘Een thuis voor iedereen’ en het rapport ‘Voorrang bij toewijzing sociale huurwoningen’.
Hierbij bied ik u namens het kabinet het programma ‘Een thuis voor iedereen’ aan. Eén van de prioriteiten van dit kabinet is te zorgen voor een woning voor iedereen. Voor veel mensen, zoals starters en mensen met een middeninkomen, is het moeilijk passende huisvesting te vinden. Sommige mensen hebben nog minder kansen, omdat ze zich in een kwetsbare situatie bevinden. Zij moeten hun leven (opnieuw) opbouwen en hebben vaak naast een sociale huurwoning extra zorg of begeleiding nodig. Het gaat om mensen die dak- en thuisloos zijn, die uitstromen uit een intramurale (zorg)instelling of detentie, statushouders en mensen met sociale of medische urgentie. Daarnaast zijn arbeidsmigranten soms gehuisvest onder erbarmelijke omstandigheden of betalen zij torenhoge huren.
Studenten zitten dringend verlegen om meer studentenwoningen. De situatie wordt nog nijpender door de komst van mensen uit Oekraïne. Om de ambitie van voldoende huisvesting te verwezenlijken, is het streven om 900.000 woningen realiseren tot en met 2030 waarvan twee derde betaalbaar.
Het verbeteren van de huisvesting voor deze zogenaamde aandachtsgroepen, vraagt een vereende inzet van in ieder geval de overheden, woningcorporaties en zorg- en welzijnsinstellingen. Het programma ‘Een thuis voor iedereen’ bouwt voort op het gelijknamige advies dat op 8 juli 2021 naar uw kamer is verstuurd (1). Het programma is het resultaat van intensieve en constructieve samenwerking met onder meer Aedes, de VNG, het IPO, en de collega’s van VWS, SZW, JenV en OCW. Hierdoor kan het programma rekenen op een breed draagvlak en commitment bij de implementatie.
Het programma ‘Een thuis voor iedereen’ is het tweede van de zes programma’s onder de Nationale Woon- en Bouwagenda die onderling sterk met elkaar zijn verbonden (2). Dit programma heeft als doel te zorgen voor voldoende betaalbare woningen voor alle aandachtsgroepen met een evenwichtige verdeling over gemeenten en met de juiste zorg, ondersteuning en begeleiding. Om dit doel te realiseren maken rijk, provincies, gemeenten en woningcorporaties afspraken over bouw, toewijzing en ondersteuning. Specifiek gaat het om:
Afspraken die ertoe leiden dat er tot en met 2030 in totaal 600.000 betaalbare woningen worden gebouwd, waarvan 350.000 woningen voor mensen met een middeninkomen en 250.000 sociale huurwoningen door woningcorporaties (2/3 betaalbaar wonen). Dit laatste met oog voor de behoefte aan passende woningen voor mensen met een laag inkomen, onder wie aandachtsgroepen als dak- en thuisloze mensen en statushouders.
Het toewerken naar meer balans in de woningvoorraad met een streven naar 30 procent sociale huurwoningen. Dit betekent dat bij de nieuwbouw van sociale huurwoningen gemeenten met minder dan 30 procent sociale huur in de bestaande woningvoorraad moeten bijdragen aan dit streven. Gemeenten die al (ruim) boven het streven zitten, kunnen minder sociale huurwoningen bouwen. Voor het bouwen van betaalbare woningen kunnen zij zich concentreren op middeninkomens.
Prestatieafspraken waarbij in iedere regio gekomen wordt tot een betere balans in de woningvoorraad, dat gemonitord zal worden. Gemeenten moeten in het uiterste geval gehouden kunnen worden aan het toewerken naar het streven naar meer evenwicht en daartoe krijgen provincies een wettelijke interventiemogelijkheid.
Aangaande de huisvesting van aandachtsgroepen binnen gemeenten
Het opstellen door iedere gemeente van een integrale woonzorgvisie voor alle aandachtgroepen en ouderen.
Het opstellen door alle gemeenten van een verordening waarmee zij met voorrang woningen toewijzen aan dak- en thuisloze mensen, uitstromers uit intramurale (zorg)instellingen of detentie en sociaal en medisch urgenten.
Het inrichten van een ondersteuningsstructuur om lokaal en regionaal te helpen bij de realisatie van de opgave.
Mocht blijken dat ondanks bovenstaande aanpak er gemeenten zijn die onvoldoende bijdragen aan de gedeelde verantwoordelijkheid bij de huisvesting van aandachtsgroepen, dan zal BZK een percentage vastleggen dat als norm gaat gelden voor de toewijzing van woningen aan specifieke aandachtsgroepen.
We werken dit langs vier actielijnen uit.
Voldoende betaalbare en passende woningen
Deze actielijn is gericht op de realisatie van betaalbare nieuwbouwwoningen, het beter benutten van bestaand vastgoed en het borgen dat woningen aan aandachtsgroepen worden toegewezen. De realisatie van nieuwbouw en transformatie van bestaand vastgoed verloopt voor het grootste deel via het programma ‘Woningbouw’. Inzet is dat corporaties tot en met 2030 in totaal
250.000 nieuwe sociale huurwoningen bouwen, met oog voor de behoefte aan passende woningen voor mensen met een laag inkomen, waaronder aandachtsgroepen als dak- en thuisloze mensen en statushouders. Daarnaast is het streven om 350.000 huur- en koopwoningen te bouwen voor mensen met middeninkomens. Deze inzet op meer betaalbare woningen brengt behoefte en aanbod beter in balans.
Met het programma ‘Een thuis voor iedereen’ voegen we hieraan het volgende toe. Alle gemeenten gaan verordeningen opstellen waarmee zij met voorrang dak- en thuisloze mensen, mensen die uitstromen uit een intramurale (zorg)instelling of detentie en mensen met sociale of medische urgentie gaan huisvesten. In de verplichte woonzorgvisie maken gemeenten zichtbaar wat de behoefte is aan huisvesting van aandachtsgroepen. De woonbehoefte krijgt een vertaling in de woningbouwprogrammering. Met een integrale monitor gaan we de realisatie van de woonbehoefte van aandachtsgroepen volgen. Mocht blijken dat er gemeenten zijn die onvoldoende bijdragen aan de gedeelde verantwoordelijkheid bij de huisvesting van aandachtsgroepen dan leg ik een percentage vast dat als norm gaat gelden voor toewijzing van woningen aan specifieke aandachtsgroepen. De mogelijkheid hiertoe neem ik op in het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting.
Evenwichtige verdeling over alle gemeenten
Er is een nieuwe balans nodig in de woningvoorraad van gemeenten. Grote steden hebben vaak een hoger aandeel sociale huurwoningen dan omliggende gemeenten. Zo zijn er gemeenten met meer dan 40 procent sociale huurwoningen, terwijl andere, soms naastliggende gemeenten een aandeel hebben van minder dan 20 procent. En andersom hebben omliggende gemeenten meer woningen voor de midden en hogere inkomens dan de grote steden. Door de concentratie van sociale huurwoningen en de huisvesting van aandachtsgroepen, staat op sommige plekken de leefbaarheid onder druk. We werken daarom toe naar een meer evenwichtige verdeling met het streven naar 30 procent sociale huurwoningen in de woningvoorraad. Ook willen we meer sturen op de totstandkoming van voldoende woningen in elke gemeente voor mensen met een middeninkomen. In het programma Betaalbaarheid, dat in mei aan uw Kamer zal worden aangeboden, zal hier een vergelijkbaar streven voor worden opgenomen. Bij de nieuwe balans hebben we oog voor regionale verschillen die nopen tot maatwerk.
Via de regionale woningbouwprogrammering wordt de nieuwbouw van sociale huurwoningen zo gepland dat wordt toegewerkt naar dit streven. Dit betekent dat gemeenten met minder dan 30 procent sociale huur in de bestaande woningvoorraad moeten bijdragen aan dit streven. Gemeenten die al (ruim) boven het streven zitten, kunnen minder sociale huurwoningen bouwen. Voor het bouwen van betaalbare woningen kunnen zij zich concentreren op middeninkomens. Bij het maken van de woondeals houden we rekening met gemeenten waar het toegroeien naar 30 procent evident niet logisch of haalbaar is. We gaan ervanuit dat via het maken van prestatieafspraken in iedere regio wordt gekomen tot een betere balans in de woningvoorraad. Dit monitoren we ook. Gemeenten moeten in het uiterste geval gehouden kunnen worden aan het toewerken naar het streven naar meer evenwicht. Daartoe krijgen provincies een wettelijke interventiemogelijkheid.
Combineren van wonen, zorg, welzijn en werk
Het bestaand instrument van woonzorgvisies voor ouderen wordt verbreed en krijgt ook betrekking op alle aandachtsgroepen. De woonzorgvisies maken helder wat mensen uit de aandachtsgroepen nodig hebben aan zowel huisvesting als aan zorg en ondersteuning. Deze opgaven worden zo goed als mogelijk gekwantificeerd. De woonzorgvisies vormen de basis voor gemeenten om op lokaal niveau bindende wederkerige afspraken te maken met woningcorporaties, particuliere verhuurders, zorgaanbieders/zorgkantoren en andere partijen.
Vanuit het programma werken we dit jaar al met koploperregio’s aan brede woonzorgvisies voor alle aandachtsgroepen. In 2023 werken alle gemeenten integrale woonzorgvisies uit met een coördinerende rol van provincies in het regionale afstemmingsproces. De taak voor het opstellen van woonzorgvisies en de coördinerende rol van provincies krijgt een wettelijke verankering via het wetsvoorstel dat is gericht op het versterken van de regie op de volkshuisvesting.
Inzet op preventie
Voorkomen waar mogelijk dat mensen problemen krijgen met huisvesting, is zowel voor de betrokkene als voor de maatschappij als geheel winst. Het voorkomen van dakloosheid heeft hierbij prioriteit. Bij deze actielijn hoort ook de brede schuldenaanpak, participatie, inburgering, de zorg voor veiligheid en bovenal de zorg voor jongeren in een kwetsbare positie. Zodat zij een goede start op de woningmarkt kunnen maken en voorkomen wordt dat zij dakloos raken.
Hierbij is bijzondere aandacht voor jongeren die uitstromen uit jeugdhulp met verblijf die 18 jaar worden.
Om te zorgen dat alle partijen snel, met kennis van zaken en eventueel met tijdelijke extra capaciteit kunnen starten, richten we een ondersteuningsstructuur in. Ook zullen we een Uitvoeringstoets Decentrale Overheden uitvoeren en bij nieuwe wetsvoorstellen vanzelfsprekend artikel 2 van de Financiële- verhoudingenwet toepassen. Om de voortgang te volgen richten we een monitoringssysteem in. Het dashboard ‘Een thuis voor iedereen’ bijvoorbeeld, volgt per gemeente, provincie en op landelijk niveau de voorraad aan sociale huurwoningen, zodat zo nodig kan worden bijgestuurd.
Rapport Voorrang bij toewijzing sociale huurwoningen
Samen met het programma ‘Een thuis voor iedereen’ bied ik u ook het rapport ‘Voorrang bij toewijzing sociale huurwoningen’ aan. Het ministerie van BZK heeft in 2021 onderzoek laten doen naar de wijze waarop gemeenten gebruik maken van het instrumentarium dat hen ter beschikking staat bij het met voorrang toewijzen van woonruimte. Ook is onderzocht hoe de woningtoewijzing met urgentie in de praktijk is ingericht. Uit het onderzoek blijkt onder andere dat van de 352 Nederlandse gemeenten er 190 (54%) op dit moment een huisvestingsverordening hebben. De inzichten uit het rapport zijn betrokken bij de uitwerking van dit programma.
Tot slot
Woonruimte is een primaire levensbehoefte. Dit geldt zeker voor mensen in een kwetsbare positie die hun leven (opnieuw) moeten opbouwen. Voor mensen die extra steun nodig hebben, zullen we als overheid ons in het bijzonder moeten inspannen. Ik kijk uit naar de samenwerking met u bij de uitvoering van het programma ‘Een thuis voor iedereen’.
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Hugo de Jonge
'Een thuis voor iedereen' - Adviesrapport interbestuurlijke werkgroep versterking beleid huisvesting aandachtsgroepen | Rapport | WoningmarktbeleidNationale Woon- en
Bouwagenda | Rapport | Rijksoverheid.nl
Bijlage 1 bij bovenstaande brief op pagina 6: Invulling moties en toezeggingen
Programma 'Een thuis voor iedereen'
Het programma ‘Een thuis voor iedereen’ is het 2e van de 6 programma’s onder de Nationale Woon- en Bouwagenda. Dit programma heeft als doel te zorgen voor voldoende betaalbare woningen voor alle aandachtsgroepen met een evenwichtige verdeling over gemeenten en met de juiste zorg, ondersteuning en begeleiding.
Voorrang bij toewijzing sociale huurwoningen 2021
Onderzoek naar de wijze waarop gemeenten gebruik maken van het instrumentarium dat ter beschikking staat bij het met voorrang toewijzen van woonruimte. Ook is onderzocht hoe de woningtoewijzing met urgentie in de praktijk is ingericht. De inzichten uit het rapport zijn betrokken bij de uitwerking van het programma 'Een thuis voor iedereen'.
De Jonge presenteert programma Woningbouw: meer regie om woonimpasse te doorbreken
Kamerbrief over Nationale Woon- en Bouwagenda en het Programma Woningbouw
Betere landelijke spreiding: streven naar 30% sociale huur per gemeente