In de periode 2025-2028 zijn 60.000 nieuwe arbeidskrachten nodig in de bouw om de voorziene productie te realiseren. Het leeuwendeel van het nieuwe aanbod kan worden geleverd vanuit de opleidingen. Tegen het einde van de ramingsperiode loopt de spanning op de bouwarbeidsmarkt op en zullen meer buitenlandse arbeidskrachten en zij-instromers nodig zijn. De arbeidsproductiviteit is in recente jaren gedaald, maar deze kan in de periode 2025-2028 weer meer dan trendmatig toenemen.
De bouwarbeidsmarkt heeft sinds 2020 te maken met personeelsschaarste. Na een sterk oplopende spanning in 2021 leek de bouwarbeidsmarkt daarna in wat rustiger vaarwater te belanden, maar recent lopen de vacaturegraden weer op. Opmerkelijk is dat ook dit jaar de spanning niet is afgenomen, terwijl de productie met 2½% is gedaald. De cijfers laten zien dat de productiedaling volledig is neergeslagen in een afname van de arbeidsproductiviteit zodat de arbeidsvraag onverminderd hoog bleef.
In de laatste vijf jaar is in de bouw sprake geweest van een dalende arbeidsproductiviteit. Nadere analyse van de ontwikkelingen laat zien dat dit is veroorzaakt door incidentele factoren. De eerste hiervan is de samenstelling van de productie die is verschoven van nieuwbouw naar de meer arbeidsintensieve werkzaamheden in de bestaande bouw. Daarnaast is het aantal gewerkte uren teruggelopen mede door het opgelopen ziekteverzuim. Technologische ontwikkelingen hebben een positieve invloed uitgeoefend op de productiviteit, maar toenemende regulering heeft de positieve effecten hiervan weer deels teniet gedaan.
Voor de komende jaren kan weer rekening worden gehouden met een groei van de arbeidsproductiviteit. De negatieve effecten van de productiesamenstelling en het aantal gewerkte uren vallen weg en kunnen ook van teken veranderen. Technologische ontwikkelingen kunnen bovendien een positieve bijdrage blijven leveren. De regelgeving is een onzekere factor. In het algemeen is er een tendens tot aanvullende regulering met negatieve effecten op de arbeidsproductiviteit, maar veel hangt af van het feitelijk gevoerde beleid. Het kabinetsbeleid is gericht op vermindering van regeldruk. Als dit slaagt of zelfs als het maar lukt om de regeldruk niet te laten stijgen dan zal hiervan een positief effect uitgaan op de productiviteit in de bouw.
Met deze ontwikkeling kan de arbeidsproductiviteit in de periode 2025-2028 iets sterker dan trendmatig stijgen. Hiermee worden overigens niet de sprongen in de productiviteit gerealiseerd die bijvoorbeeld de klimaatambities op lange termijn zouden vereisen. Er zijn verschillende routes om de productiviteit te stimuleren, maar er zal ook realiteitszin nodig zijn over wat hier gerealiseerd kan worden in de tijd.
Vanaf 2026 neemt de behoefte aan nieuwe arbeidskrachten weer duidelijk toe. Naast een stevige vervangingsvraag is er ook sprake van uitbreidingsvraag in samenhang met een groeiende productie. Zo zullen in de periode 2025-2028 in totaal 60.000 nieuwe arbeidskrachten moeten worden aangetrokken in de bouwnijverheid. Vanuit de bouwopleidingen kan 50.000 nieuwe arbeidskrachten ingevuld worden. De overige 10.000 arbeidskrachten moet vanuit het buitenland en in concurrentie met andere sectoren gewonnen worden, waarbij dit geconcentreerd is aan het eind van de ramingsperiode. Bij de infrasector en ook bij enkele kleinere beroepen is de opgave naar verhouding groter vanwege een minder gunstige ontwikkeling vanuit de opleidingen.