Hoe worden Nederlandse woningen in de toekomst verwarmd zonder aardgas? Alle gemeenten moeten daarvoor in 2026 concrete plannen indienen: warmtenetten warmtepompen of blijft er een gasaansluiting? Het uitgangspunt is daarbij de keuze met de laagste kosten voor Nederland als geheel. Vandaag publiceert het PBL een gedegen basis voor die keuze met de Actualisatie van de Startanalyse voor Aardgasvrije buurten. Daarin zijn alle kosten uit de eerdere Startanalyse uit 2020 geactualiseerd.
De geactualiseerde Startanalyse biedt gemeenten een goede basis voor afwegingen in warmteplannen, maar het is geen blauwdruk voor hoe Nederland er in 2050 uit zal zien. Om passende keuzes te maken is het belangrijk dat gemeenten onderzoeken of ze bestaande plannen moeten bijstellen en of ze lokale informatie moeten toevoegen. Zijn er bijvoorbeeld bestaande plannen voor grootschalige woningisolatie door de woningbouwcorporatie? En hoe robuust is een lokale warmtebron -is dat bijvoorbeeld een centrale of fabriek die in de toekomst misschien gaat sluiten? Na deze ‘lokale verrijking’ zijn gemeenten klaar om hun warmteprogramma’s vorm te geven. De Startananalyse rekent voor de 14.000 buurten en 3500 wijken in Nederland de nationale kosten van klimaatneutrale verwarming met 4 strategieën en 18 varianten. Zie startanalyse.pbl.nl.
De geactualiseerde Startanalyse toont op nationaal niveau geen grote verschuivingen vergeleken met de vorige editie uit 2020. In deze wordt analyse niet meer gerekend met hr-ketels, maar wordt de beperkte hoeveelheid beschikbaar klimaatneutraal gas (groen gas of groene waterstof) gebruikt in hybride warmtepompen. Dit gas wordt hierdoor verdeeld over iets meer aansluitingen, vooral in gebieden met een lage bebouwingsdichtheid. Hierdoor blijven er iets meer (4 procentpunt) gebouwen op een gasnet aangesloten dan in de vorige editie.
De toekomstige beschikbaarheid van klimaatneutraal gas is hoogst onzeker. Deze analyse gaat uit van 2 miljard kuub in 2050, een streven van de rijksoverheid gebaseerd op het Klimaatakkoord. Als er minder klimaatneutraal gas beschikbaar is of als dit erg duur is, blijken hybride warmtepompen niet langer de optie met de laagste kosten in buurten die de hoofdanalyses nu aanwijzen. Daar komen dan elektrische warmtepompen voor in de plaats. In deze buurten is inzet op woningisolatie een robuuste strategie zodat kan worden teruggevallen op de elektrische warmtepomp, die zeer goede isolatie vergt.
In de uitkomsten ligt de nadruk vaak op de warmteoptie met de laagste nationale kosten. Daardoor kunnen warmteopties met grofweg vergelijkbare kosten uit beeld verdwijnen. In de resultaten is voor 70 procent van de gebouwen de een-na-goedkoopste warmteoptie meer dan 20 procent duurder, dan de goedkoopste. In de resterende 30 procent van de gevallen liggen de kosten voor ofwel een warmtepomp ofwel een warmtenet op lage-, midden- of hoge temperatuur dicht bij elkaar (minder dan 20 procent verschil). Ter indicatie: voor 17 procent van de gebouwen is het verschil in kosten tussen twee strategieën kleiner dan 10 procent en voor 38 procent van de gebouwen kleiner dan 30 procent.
Uit de Startanalyse blijkt dat warmtenetten voor 29 procent van de gebouwen de laagste nationale kosten hebben. In wijken waar warmtenetten komen is tijd een belangrijke factor, waar onlangs ook de Algemene Rekenkamer op wees. Zo lang onduidelijkheid blijft bestaan over de eventuele aanleg van een warmtenet zullen er individuele burgers zijn die warmtepompen installeren, waardoor het aantal potentiële aansluitingen voor een warmtenet afneemt. Zo verslechtert door uitstel van keuzes gaandeweg de business case voor warmtenetten en kan uitstel leiden tot afstel.
De Startanalyse berekent per buurt de kosten voor Nederland (nationale kosten) als geheel van verschillende warmteopties. Daarbij blijft buiten beeld hoe kosten herverdeeld kunnen worden door belastingen of subsidies. Individuele gebruikerskosten zullen afhangen van politieke keuzes over die herverdeling. Kosten voor verzwaring van het elektriciteitsnet worden in de huidige beleidspraktijk bijvoorbeeld gedragen door alle Nederlanders, terwijl de kosten van de aanleg van een warmtenet alleen gedragen worden door de gebruikers van dat warmtenet. Daardoor kunnen gebruikers van een warmtenet individueel duurder uit zijn, ook in gevallen waarin een warmtenet de laagste nationale meerkosten heeft. Dit is een belangrijk vraagstuk. Het PBL publiceert later dit jaar een uitgebreidere analyse van de betekenis van de uitkomsten van deze geactualiseerde Startanalyse voor beleid op nationaal niveau.