Na een bewogen jaar in het omgevingsrecht sluiten de juristen eindelijk hun mappen en hangen zij de toga aan de kapstok: het zomerreces is begonnen. Daarom grijpt PONT | Omgeving de kans om in gesprek te gaan met onze partnerjuristen die regelmatig bijdragen aan ons kennisportaal. Wat drijft hen? Waar ligt hun fascinatie voor het omgevingsrecht? En welke zaak staat hen nog steeds bij? In deze tweede editie spreken wij een expert bestuursrecht die de overstap van handhaving kinderopvang naar het omgevingsrecht heeft gemaakt: Sander van Gent.

Wie is Sander van Gent?
Sander van Gent is sinds 2018 werkzaam bij DeHaan Advocaten & Notarissen en in 2019 beëdigd als advocaat. Vanuit het bestuurs- en omgevingsrecht richt hij zich voornamelijk op milieuregelgeving, veelal asbest gerelateerd, omgevingsvergunningen, omgevingsplannen, bestemmingsplannen en toezicht en handhaving. Sander ondersteunt zijn cliënten regelmatig bij de uitleg van omgevingsplannen en behartigt hun belangen in juridische procedures over bestemmingsplannen. Samen met collega’s Charles van Mierlo en Tom Dekker publiceert hij wekelijks jurisprudentiesamenvattingen uit het omgevingsrecht.
Opvallend is dat Sanders juridische wortels ergens anders liggen. Na zijn studie strafecht begon hij namelijk bij de gemeente Den Haag als handhaver kinderopvang. Daar is hij,‘‘het bestuursrecht binnengerold”. Na acht jaar bij de gemeente Den Haag werkte hij ongeveer een jaar als zelfstandig jurist, waarna hij in dienst trad bij DeHaan. Daar kwam hij in aanraking met het omgevingsrecht.
Wat vind je fascinerend aan het bestuurs- en omgevingsrecht?
‘‘In het algemeen vind ik het bestuursrecht interessant omdat binnen de juridische kaders veel ruimte is voor interpretatie. Hoewel de regels zijn vastgelegd, betekent dat niet dat ze definitief zijn. Het veld is altijd in beweging.”
Een goed voorbeeld is de stikstofuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak (hierna: de Afdeling). ‘‘De Afdeling heeft altijd de lijn gehanteerd dat intern salderen vergunningsvrij is, maar op 18 december verschoof de lijn in tegenstelde richting. Zo zijn er veel uitspraken die op het eerste gezicht tegenstrijdig lijken, maar bij nadere beschouwing, en gelet op de feiten, toch goed op elkaar aansluiten. En waar onduidelijkheid heerst, kun je met jurisprudentie een eind komen.”
‘‘Wat ik leuk vind aan het omgevingsrecht is dat het overal om je heen speelt. Iedereen heeft belangen bij de beschikbare ruimte – overheid, burger en andere partijen – en iedereen doet er een beroep op. De één wil x, de ander wil y en derde partijen vinden hier ook vaak nog wat van. Het is een samenspel van allerlei partijen die met elkaar samenleven, en waar uiteenlopende belangen vaak haaks op elkaar staan. De overheid staat hiertussen en probeert er het beste van te maken. Dat maakt het omgevingsrecht inherent politiek, zoals ook blijkt uit het stikstofdebat, projectontwikkeling en vergunningverlening. Het hele ruimtelijke steek- en schouwspel vind ik erg interessant.”
Welke opmerkelijke uitspraak staat je het meest bij?
‘‘Dan begin ik toch weer over het stikstofverhaal”, lacht Sander.
Erg actueel.
‘‘Het is inderdaad erg actueel en het boeit me ook omdat het ingewikkelde materie is. Toen ik me in het stikstofdossier begon in te lezen, vroeg ik me al snel af waar ik in verzeild was geraakt.” Volgens Sander ligt de essentie in het vertalen van Europese regelgeving naar nationale wetgeving. ‘‘De hele reeks stikstofuitspraken is boeiend omdat de juridische waarheid en de politiek elkaar daar raken. De Afdeling is continu bezig om de regering te vertellen dat de oplossingen die zij bedenken niet werken, en dat ze echt aan het werk moeten om het stikstofprobleem aan te pakken.”
‘‘De uitspraak die ik erg interessant vond gaat over interne saldering bij één-en-hetzelfde project op een pluimvee- en varkenshouderij.” De uitspraak van 23 juli 2025 gaat over een pluimveehouder die een natuurvergunning had gekregen voor een aangepaste bedrijfsvoering. Daarbij saldeerde hij intern door het aantal legkippen te verminderen en te verdelen over twee stallen met een chemische luchtwassers. De vergunning was verleend omdat de stikstofuitstoot lager zou zijn dan de eerder vergunde situatie. Maar sinds 18 december mag intern salderen niet meer zonder vergunning, waardoor de boer alsnog een natuurvergunning moet aanvragen.”
‘‘Uit de feiten blijkt dat de pluimveehouder zijn kippenstal opnieuw inrichtte waardoor stikstofuitstoot werd beperkt. Uit deze uitspraak blijkt dat zelfs als uitstoot wordt gereduceerd en de situatie dus eigenlijk verbetert, je kan worden belemmerd door de huidige regelgeving. Nu moet de pluimveehouder alsnog een nieuwe vergunning aanvragen die hij waarschijnlijk niet krijgt omdat dat momenteel vrijwel onmogelijk is. Dan word je ingehaald door de juridische werkelijkheid. Dat is een duidelijk signaal aan de regering: er moeten maatregelen worden genomen om stikstof te reduceren. Anders blijft het hele land stilliggen.”
Even een vakinhoudelijke vraag: Het doel van de Omgevingswet is om de inrichting van de fysieke leefomgeving integraal en toekomstbestendig aan te pakken. Als je vanuit je vakgebied kijkt, zijn de kerninstrumenten toereikend? Wordt het doel wel behaald?
‘‘Het is nu eigenlijk nog te vroeg om hier iets over te kunnen zeggen,” stelt Sander. ‘‘Toch heb ik het gevoel dat er in de praktijk weinig is veranderd. Een hele hoop regelgeving is simpelweg verplaatst naar een andere plek. Een goed voorbeeld hiervan is de milieuregelgeving en de bruidsschat (een verzameling regels uit het Activiteitenbesluit, Bouwbesluit en Besluit omgevingsrecht, die zijn overgedragen aan gemeenten en waterschappen red.). Die regels waren eerst landelijk geregeld, maar zijn na de landelijke vaststelling lokaal ondergebracht via de bruidsschat.”
‘‘Bovendien kun je je afvragen hoeveel wijzigingen gemeenten daadwerkelijk zullen aanbrengen in hun omgevingsplannen. Veel gemeenten zullen waarschijnlijk zeggen dat hun huidige ruimtelijke formule werkt. Ik betwijfel dan ook of er veel zal veranderen in hun ambities op het gebied van toekomstbestendigheid en integraliteit, thema’s die door de Omgevingswet juist worden benadrukt.”
Er wordt ook veel naar de BOPA gegrepen, wat de omgevingsplannen eigenlijk ondermijnt. Hoe kijk jij hiernaar?
‘‘Ja, mee eens”, beaamt Sander. ‘‘Vanuit gemeenten wordt nu inderdaad veel gestuurd op het indienen van BOPA’s. Je kan je afvragen of dat wenselijk is, aangezien omgevingsplannen juist een duidelijk kader bieden met heldere regels.” Het veelvuldig gebruikmaken van BOPA’s kan eventueel leiden tot onzekerheid binnen gemeenten over de toekomstige ruimtelijke indeling. Stel, iemand wil een huis kopen langs een natuurgebied. Kunnen zij er dan op vertrouwen dat er straks niet onverwachts een bouwwerk naast hun huis verrijst, ook als het omgevingsplan dat niet toelaat?”
