De VNG blijft vragen krijgen over het gebruik van de baatbelasting voor de verduurzaming van woningen in particulier bezit, in het bijzonder over de GVR van de Woonpas. We benadrukken nog eens dat de baatbelasting hiervoor niet geschikt is. Belastingdeskundigen en het ministerie van BZK onderschrijven dit.
In de Gemeentelijke Verduurzamingsregeling (GVR) van de Woonpas wordt (onder meer) de baatbelasting ingezet om de verduurzaming van particuliere woningen te financieren. Ons standpunt hierover is onveranderd: de baatbelasting is geen geschikt instrument voor de financiering van de verduurzaming van woningen in particulier bezit. Zie ook ons bericht uit 2023.
Prof. mr. dr. Schep van het Erasmus Studiecentrum voor Belastingen van Lokale overheden (ESBL) concludeerde ook dat er een aanpassing van het wettelijke kader nodig is om de toepassing van baatbelasting binnen de GVR mogelijk te maken. Zie pagina 42, 55 en 60 van het rapport De gemeentelijke verduurzamingsregeling getoetst (pdf, 2 MB).
Mr. dr. Jan Monsma heeft, in reactie op recente uitlatingen van de Woonpas, de VNG nogmaals laten weten dat hij van mening is dat de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten bevat voor het standpunt dat de baatbelasting onder de huidige wet bedoeld en geschikt is om verduurzaamingsvoorzieningen in/aan particuliere woningen te financieren.
Het ministerie van BZK gaf meerdere malen aan dat de baatbelasting geen geschikt instrument is voor verduurzaming van woningen in particulier bezit en dat de toepassing van de baatbelasting binnen de GVR onder de huidige wettelijke kaders niet mogelijk is.
Bovendien liet het ministerie van BZK recent aan de VNG weten dat de wettelijke bepaling in de Gemeentewet, die ziet op de heffing baatbelasting, niet zal worden aangepast om de toepassing van baatbelasting binnen de GVR wel mogelijk te maken.
De Bank Nederlandse Gemeenten is al geruime tijd niet meer de financier van de GVR.
De toepassing van de GVR, gebaseerd op de heffing van baatbelasting, betekent kortom een groot financieel risico voor gemeenten. Onze inschatting is dat de belastingrechter in een voorgelegd geval de aanslag baatbelasting vernietigt. Dit risico blijft niet beperkt tot de vernietiging van die ene aanslag baatbelasting. Een negatieve uitspraak van de rechter zal ook invloed hebben op de andere aanslagen baatbelasting die de gemeente op basis van diezelfde regeling heeft opgelegd.
Als de verordening baatbelasting door de rechter onverbindend wordt verklaard en de grondslag om de baatbelasting te kunnen heffen vervalt, komen alle investeringskosten voor rekening van de gemeente. Een dergelijke uitspraak van de belastingrechter kan bovendien leiden tot procedures over andere lopende GVR-regelingen gebaseerd op de heffing van baatbelasting in de betreffende gemeente én in andere gemeenten.