Er komen zeven soorten beek- en poldervissen voor in de bijlagen van de Habitatrichtlijn. Op één soort na hebben ze allemaal een ongunstige staat van instandhouding. In de periode 1990-2021 zijn enkele soorten in verspreiding toegenomen; de trend van de overige soorten is stabiel of onbekend.
De Habitatrichtlijn van de Europese Unie is bedoeld om de biodiversiteit in stand te houden door de wilde flora en fauna en hun habitats te beschermen. Daartoe moeten de lidstaten speciale beschermingsgebieden (Habitatrichtlijngebieden) inrichten en bepaalde planten- en diersoorten en habitats beschermen. De lidstaten rapporteren elke zes jaar hoe de soorten en habitats er voor staan door na te gaan in hoeverre deze een gunstige staat van instandhouding hebben bereikt. Beek- en poldervissen komen voor in bijlage II en V van de Habitatrichtlijn (zie de link naar de Europese Habitatrichtlijn). Op de kleine modderkruiper na hebben ze een ongunstige staat van instandhouding.
Trends van soorten van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, 1990-2020 (1)
De bittervoorn (bijlage II) komt in allerlei wateren voor, mits de waterkwaliteit voldoende goed is voor waterplanten. De soort heeft geprofiteerd van de verbetering van de waterkwaliteit, bezien over de periode 1990-2021 is de soort vooruit gegaan. De trend over de laatste twaalf jaar is echter dalende. Voor het aanwijzen van de precieze oorzaak is het nog wat te vroeg. De droge, warme zomers van de laatste jaren zouden een rol kunnen spelen. De soort is voor haar voortplanting afhankelijk van zoetwatermosselen. Te intensief baggeren en schonen van watergangen is nadelig doordat waterplanten en zoetwatermosselen verdwijnen.
De rivierprik (bijlage II en V) komt voor in rivieren en grote beken. In Nederland zijn er maar enkele plaatsen waar de soort zich voortplant. De soort is kwetsbaar voor verlies van deze voortplantingsplekken, voor het ontstaan van migratiebarrières en voor baggerwerkzaamheden. De beekprik (bijlage II) is een typische beeksoort die op veel plaatsen verdwenen door watervervuiling en het normaliseren van beken. De soort is inmiddels zeldzaam, maar profiteert vermoedelijk van beekherstel. Van beide soorten prikken is de recente trend niet bekend.
De grote en de kleine modderkruiper staat beide in bijlage II. De kleine modderkruiper is aanzienlijk toegenomen in de periode 1990-2015. De soort heeft waarschijnlijk geprofiteerd van de verbetering van de waterkwaliteit sinds het einde van de 20e eeuw en blijkt er in de afgelopen jaren goed in geslaagd leefgebied te koloniseren.
De grote modderkruiper leeft in verlandende wateren met een dikke modderlaag en dergelijk habitat is in de twintigste eeuw sterk afgenomen en in de praktijk moeilijk te beschermen. De laatste jaren is de soort echter niet verder afgenomen.
De rivierdonderpad (bijlage II) is in de 20e eeuw achteruitgegaan door verslechtering van de waterkwaliteit en het normaliseren van beken. Door verbeteringen in de waterkwaliteit en de aanleg van vistrappen gaat de soort inmiddels op sommige plaatsen weer vooruit. Elders is er echter achteruitgang doordat deze wordt verdrongen door exotische grondelsoorten. Per saldo is de trend momenteel stabiel, maar er is grote kans dat de soort gaat afnemen als de exoten zich verder uitbreiden.
De beekdonderpad (bijlage II), die vroeger niet onderscheiden werd van de rivierdonderpad, komt alleen in Zuid-Limburg voor. De trend van deze soort is onbekend.
Behalve beek- en poldervissen zijn er nog trekvissen die op de Habitatrichtlijn voorkomen.
https://www.clo.nl/indicatoren/nl1085-habitatrichtlijnsoorten