Voor elk project dat stikstof veroorzaakt, moeten de stikstofgevolgen tot op een afstand van 25 kilometer berekend worden. Of dat nu de aanleg of verbreding van een weg is of de oprichting of uitbreiding van een veehouderij. Het kabinet heeft deze afstand in 2021 vastgesteld. Maar daarover bestaat discussie, vooral of de afstand wel groot genoeg is voor een volledig zicht op de gevolgen van stikstofneerslag. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vandaag (5 april 2023) geoordeeld dat deze zogenoemde rekenafstand van 25 kilometer bij individuele projecten aanvaardbaar is.
Dat doet zij in een zogenoemde tussenuitspraak in de zaak over het tracébesluit ‘A15/A12 Ressen-Oudbroeken (ViA15)’ van de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Met deze tussenuitspraak is nog niet duidelijk of de A15 bij knooppunt Ressen kan worden doorgetrokken en aangesloten op de A12. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft namelijk nog niet op alle bezwaren beslist die tegen het tracébesluit zijn aangevoerd. Zij zal hierover later een definitieve uitspraak doen.
Vanwege het grote maatschappelijke belang heeft de Afdeling bestuursrechtspraak ervoor gekozen om in een tussenuitspraak alvast een oordeel te geven over de rekenafstand van 25 kilometer en het gebruik van het zogenoemde rekenmodel SRM2+ voor wegverkeer. De rekenafstand is namelijk voor het eerst gebruikt voor het gewijzigde tracébesluit voor de ViA15 in september 2021 en wordt sinds januari 2022 gebruikt voor alle stikstofveroorzakende projecten. Een oordeel over de aanvaardbaarheid van zowel het rekenmodel als de rekenafstand is daarom niet alleen voor deze zaak, maar voor veel projecten van groot belang.
Om te berekenen hoeveel stikstof van een individueel project neerkomt op beschermde natuur wordt gebruikgemaakt van de AERIUS Calculator. Daarbinnen worden voor wegverkeer twee rekenmodellen gebruikt: SRM2+ en OPS. Model SRM2+ wordt gebruikt voor het berekenen van de stikstofneerslag binnen 5 kilometer van een weg. Voor de afstand tussen de 5 en 25 kilometer wordt gebruikgemaakt van het OPS-model. De bezwaarmakers voeren aan dat de minister alleen het OPS-model zou moeten gebruiken, omdat met het SRM2+-model de stikstofneerslag die op een natuurgebied terechtkomt, onderschat zou worden. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat dit niet zo is. Het SRM2+-model dat de minister gebruikte voor het tracébesluit uit 2021 is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak gebaseerd op de ‘beste wetenschappelijke kennis’. De bezwaren tegen dit model heeft de minister onder verwijzing naar rapporten van het RIVM en TNO overtuigend weerlegd, aldus de hoogste bestuursrechter.
Vervolgens moest de Afdeling bestuursrechtspraak beoordelen of voor het berekenen van de stikstofgevolgen van een individueel project een rekenafstand tot 25 kilometer aanvaardbaar is. Dat is het geval. Elk rekenmodel heeft een grens waarbuiten het geen wetenschappelijke betrouwbare uitspraken meer kan doen. Dat wil zeggen dat daarbuiten te onzeker is of de berekening nog overeenkomt met de werkelijkheid. De minister heeft met onderzoeken van onder meer het RIVM en TNO overtuigend gemotiveerd dat de maximale afstand waarbinnen voor een individueel project nog die wetenschappelijke betrouwbare stikstofberekeningen kunnen worden gedaan, 25 kilometer is. Het Europese natuurbeschermingsrecht vereist ook dat voor elk project de negatieve gevolgen voor beschermde natuur in beeld worden gebracht op basis van de beste wetenschappelijke kennis daarover. Het model om de stikstofgevolgen van projecten te berekenen, mét die rekengrens bij 25 kilometer vormt die beste wetenschappelijke kennis.
Dit betekent niet dat stikstof die buiten de grens van 25 kilometer op beschermd natuurgebied terechtkomt, niet relevant is. Die stikstofneerslag maakt deel uit van de totale stikstofneerslag in Nederland en is niet meer toe te rekenen aan het individuele project. De overheid is verantwoordelijk om maatregelen te nemen om verslechtering van beschermde natuur tegen te gaan als gevolg van die nationale stikstofneerslag. De vraag of die maatregelen de toets der kritiek kunnen doorstaan, kunnen echter niet in het kader van de beoordeling van een individueel project aan de orde komen, zoals een tracébesluit of een natuurvergunning.
Met de tussenuitspraak van vandaag staat vast dat de stikstofberekening die aan de passende beoordeling voor het tracébesluit ViA15 ten grondslag ligt, in orde is. Wat overblijft zijn de bezwaren van vijf bezwaarmakers tegen de passende beoordeling en de externe saldering. De Afdeling bestuursrechtspraak zet de procedure met deze bezwaarmakers voort en doet later een definitieve uitspraak over het tracébesluit voor de ViA15. Voor een van de bezwaarmakers, Steenfabriek Huissenswaard B.V., komt vandaag wel een einde aan de procedure. De Afdeling bestuursrechtspraak verklaart haar beroep ongegrond.