Onomkeerbare activiteiten zijn activiteiten waarvan de gevolgen niet ongedaan kunnen worden gemaakt. Voor omgevingsvergunningen voor onomkeerbare activiteiten gelden een aantal bijzondere procedurele regels. Deze zijn van belang voor het bevoegd gezag en voor belanghebbenden.
Artikel 16.79 van de Omgevingswet bevat een aantal bijzondere procedurele bepalingen voor omgevingsvergunningen voor onomkeerbare activiteiten, ook wel activiteiten met onomkeerbare gevolgen genoemd. Het zijn activiteiten waarvan je gevolgen niet ongedaan kunt maken. Een voorbeeld is de activiteit kappen van een boom. Het kappen van een boom kun je niet ongedaan maken.
Bij een omgevingsvergunning voor een onomkeerbare activiteit zijn er 2 procedurele bijzonderheden:
Afwijkende regeling inwerkingtreding
Verzoek om voorlopige voorziening heeft schorsende werking
Hierop kan een uitzondering worden gemaakt bij spoedeisende omstandigheden (zie onder aan deze pagina).
Hierna bespreken we wanneer deze bijzondere regels precies aan de orde zijn.
Deze bijzondere regels zijn van toepassing als er wordt voldaan aan 2 cumulatieve criteria (artikel 16.79, lid 2, Omgevingswet):
de vergunde activiteit kan binnen 4 weken leiden tot een wijziging van een bestaande toestand die niet kan worden hersteld, (onomkeerbare activiteit)
én
de regels over het verlenen van de omgevingsvergunning zijn ervoor bedoeld om die bestaande toestand te beschermen. (doel vergunning is bescherming bestaande toestand)
Het bevoegd gezag moet dus bij iedere activiteit die zij vergunt, beoordelen of aan de criteria a én b is voldaan. Wordt daaraan voldaan, dan gelden er dus procedurele bijzonderheden.
Criterium a (onomkeerbaar): zijn de gevolgen van de activiteit ongedaan te maken? Of keert de oude toestand vanzelf (of met een beetje hulp) terug?
Kappen van een boom. Eenmaal gekapt, kun je het kappen van de boom niet ongedaan maken. Een gekapte boom groeit niet meer terug. (Ook als er eventueel na de kap van de boom een nieuwe boom wordt geplaatst, maakt dat het kappen van de boom niet ongedaan. Er is geen herstel van de bestaande toestand. Dus een onomkeerbare activiteit.)
Sloop van een beschermd monument. Een gesloopt monument kan worden herbouwd, maar dat is een langdurig proces en het historisch materiaal verdwijnt. Dus ook het slopen van een monument is onomkeerbaar.
Criterium b (bescherming bestaande toestand):
De beoordelingsregels voor de kapvergunning strekken tot bescherming van de bestaande toestand.
Maar ook: slopen, wijzigen beschermd monument (als historisch materiaal verdwijnt) en verstoren archeologisch monument (context gaat verloren) voldoen allemaal aan a én b! De activiteiten zijn onomkeerbaar. En de beoordelingsregels voor de vergunning strekken tot bescherming van de bestaande toestand.
Gaat het om sloop van een bouwwerk dat medebepalend is voor de karakteristiek van een beschermd stads- of dorpsgezicht? Ook daarbij strekt de beoordelingsregel tot bescherming van de bestaande toestand van het stads- of dorpsgezicht. Sloop is onherstelbaar. Ook dit geval voldoet aan criteria a én b.
Voorbeelden van vergunningen voor activiteiten die niet (altijd) voldoen aan de criteria a én b zijn:
de vergunning voor het uitdunnen/snoeien van een houtwal. Het groeit weer aan (voldoet aan criterium b, maar niet aan a). Volledig vellen van de houtwal: groeit niet terug (voldoet aan de criteria a en b).
vergunningen voor beperkingengebiedactiviteiten: meestal dienen de beoordelingsregels een ander doel dan bescherming van de bestaande toestand (voldoet niet aan criterium b).
De hoofdregel voor de inwerkingtreding van omgevingsvergunningen is bij de reguliere procedure dat de omgevingsvergunning in werking treedt op de dag na de dag van bekendmaking. Bij toepassing van de uitgebreide procedure treedt de vergunning in werking op de dag na de dag van terinzagelegging. Dit staat in artikel 16.79, lid 1, Omgevingswet.
Voor een omgevingsvergunning voor een activiteit met onomkeerbare gevolgen geldt dat het bevoegd gezag de inwerkingtreding van de vergunning moet vaststellen op 4 weken na de dag van bekendmaking (reguliere procedure) of de dag van terinzagelegging (uitgebreide procedure). Dit staat in artikel 16.79, lid 2, Omgevingswet.
Heeft de omgevingsvergunning betrekking op meerdere vergunningplichtige activiteiten? Dan geldt de verplichting om te zorgen voor een uitgestelde inwerkingtredingstermijn voor de gehele vergunning. Dus voor alle activiteiten in de vergunning.
Het bevoegd gezag moet in de vergunning en bij de bekendmaking, mededeling en kennisgeving dus een van de hoofdregels afwijkende tekst over de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning opnemen.
Een voorlopige voorziening is iets dat je aan de rechter vraagt. Het is een voorlopige beslissing van de rechter als je de uitkomst van een ingesteld bezwaar of ingestelde beroepsprocedure niet kunt afwachten omdat er een spoedeisend belang is. Een vorm van voorlopige voorziening kan zijn dat de rechter (delen van) het besluit schorst. Ofwel dat het besluit nog niet geldt en dat daaraan geen uitvoering mag worden gegeven.
Onder de Omgevingswet heeft een verzoek om een voorlopige voorziening geen schorsende werking. Hierop is een uitzondering voor de omgevingsvergunning met onomkeerbare gevolgen (vergunning die voldoet aan criteria a én b). Heeft het bevoegd gezag de termijn voor inwerkingtreding op de hiervoor beschreven 4 weken gesteld? Dan heeft een binnen die termijn bij de rechter gedaan verzoek om een voorlopige voorziening een schorsende werking.
In de vergunning en bij de bekendmaking, mededeling en kennisgeving voor een onomkeerbare activiteit moet het bevoegd gezag vermelden dat een verzoek om een voorlopige voorziening een schorsende werking heeft als dat is ingediend binnen 4 weken:
na de dag van bekendmaking (reguliere procedure)
na de dag van terinzagelegging (uitgebreide procedure)
Dit staat in artikel 16.79, lid 4, Omgevingswet.
Aandachtspunt voor belanghebbenden is dat de termijn voor het bij de rechter doen van een verzoek om een voorlopige voorziening een kortere termijn is dan de 6-wekentermijn voor bezwaar en beroep. Iemand die het niet eens is met een vergunning voor een onomkeerbare activiteit, moet dus uiterlijk 2 weken voor de afloop van de termijn voor bezwaar of beroep al een voorlopige voorziening aanvragen. Anders loopt hij het risico dat de vergunninghouder al is gestart met onomkeerbare handelingen.
Bij spoedeisende omstandigheden kan het bevoegd gezag toch besluiten dat de vergunning voor de onomkeerbare activiteit snel in werking moet treden én dat een verzoek om voorlopige voorziening geen schorsende werking heeft. Het bevoegd gezag moet dat expliciet in het besluit opnemen en motiveren. (artikel 16.79, lid 5, Omgevingswet).
Het bevoegd gezag neemt bij spoedeisende omstandigheden in de (considerans van de) omgevingsvergunning op:
dat de vergunning een activiteit mogelijk maakt die voldoet aan artikel 16.79, lid 2, Omgevingswet
een motivering van spoedeisendheid: waarom het nodig is dat wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 16.79, lid 2, Omgevingswet
het moment waarop de vergunning in werking treedt
dat een verzoek om een voorlopige voorziening, in afwijking van artikel 16.79, lid 4, Omgevingswet, geen schorsende werking heeft
Bij de bekendmaking, mededeling en kennisgeving vermeldt het bevoegd gezag wanneer de vergunning in werking treedt en binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld. Ook geeft het hierbij aan dat een verzoek om voorlopige voorziening geen schorsende werking heeft.