Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bodembescherming in de Omgevingswet

Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet (Ow) was de Wet bodembescherming (Wbb) de belangrijkste wet als het gaat om bodembeschermingsrecht. Veel historische bodemverontreinigingen vallen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet (vanwege het eerbiedigend overgangsrecht) nog onder de Wet bodembescherming en daarom heeft de Wet bodembescherming in de uitvoeringspraktijk nog steeds een belangrijke plek.

18 juli 2023

Bodembescherming in de Omgevingswet

Met de Omgevingswet valt bodembescherming onder de reikwijdte van het begrip ‘fysieke leefomgeving’ zoals dat als centraal begrip in de Omgevingswet fungeert (art. 1.2, Ow). Het beschermen en behouden van de bodemkwaliteit is daarmee een van de onderdelen die moeten worden betrokken bij het beoordelen van de fysieke leefomgeving.
 
De Omgevingswet definieert bodem als: ‘het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen’ (art. 1.1, Ow). In de Wet bodembescherming werd dezelfde definitie gehanteerd. Deze ruime omschrijving betekent dat alles dat zich onder onze voeten bevindt bodem is. In onze maatschappij is de bodem in veel gevallen afgedekt met stenen of asfalt. Deze materialen behoren niet tot de bodem maar tot het daaronder liggende vaste deel van de aarde (ook wel: grond). De bodem bestaat uit grond, grondwater, bodemlucht en organismen. Feitelijk behoren ook de antropogene resten van vroegere bebouwing en grondgebruik bij de bodem. In de meeste gevallen bedoelen we met bodem de landbodem. De bodem van meren, sloten en andere oppervlaktewateren is ook bodem en noemen we waterbodem. Een waterbodem valt onder de definitie van oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in de Omgevingswet: ‘samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna’ (art. 1.1, Ow). Deze definitie is ontleend aan de Waterwet, de wet die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingetrokken.
 
 
In de Omgevingswet is geen definitie opgenomen van bodemverontreiniging. Wel wordt in de toelichting op de wetgeving de term als volgt toegelicht: ‘Bodemverontreiniging is de term die wordt gebruikt wanneer er door toedoen van de mens stoffen of materialen in de bodem of het grondwater terecht zijn gekomen die schadelijk zijn of kunnen zijn voor de fysieke leefomgeving (bodem en water).’  
Het ruimere begrip bodemaantasting is eveneens niet gedefinieerd in de wet of de uitvoeringsbesluiten. Bodemaantasting heeft betrekking op veranderingen in de structuur van de bodem of in de fysische-mechanische eigenschappen. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt in:
  • Grondmechanische veranderingen (bijvoorbeeld door zettingen, verzakkingen, maaivelddalingen als gevolg van het uitvoeren van werken of het winnen van delfstoffen);
  • Hydrologische veranderingen (aantasting van paalfunderingen, droogvallen van vennen, bekken en sloten enz. als gevolg van het onttrekken van water aan de bodem);
  • Bodemkundige veranderingen (bijvoorbeeld aantasting van de bodemstructuur, verlies aan bodemvruchtbaarheid, erosie);
  • Geohydrologische veranderingen (bijvoorbeeld verzilting van de grond als gevolg van het perforeren van waterafsluitende lagen in de diepe ondergrond).
  Omgevingswet en vier uitvoeringsbesluiten
Het omgevingsrecht is nooit statisch geweest en sinds de eerste milieuwetten in de vorige eeuw hebben er vele wijzigingen en vernieuwingen in deelgebieden plaatsgevonden. De Wet bodembescherming is sinds de inwerkingtreding in 1987 meerdere keren, soms zelfs fundamenteel, gewijzigd. De Omgevingswet is daarentegen een integrale stelselherziening van het gehele omgevingsrecht waarbij ook veel vertrouwde toetsingskaders en begrippen verdwijnen en er nieuwe bijkomen. In de wettekst van de Omgevingswet zelf zijn er een beperkt aantal artikelen specifiek gewijd aan bodem. Dit is ook niet verwonderlijk aangezien bodem slechts een van de componenten is die valt onder het begrip ‘fysieke leefomgeving’ (art. 1.3, Ow). De regelgeving over preventie en beheer van bodemverontreiniging is vooral terug te vinden in de verschillende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op grond van de Omgevingswet.
 
 
Er zijn vier AMvB's vastgesteld waarin regels zijn opgenomen ten aanzien van bodembescherming. Dit zijn:
  • Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit besluit stelt rechtstreeks werkende rijksregels over activiteiten in de fysieke leefomgeving aan burgers, bedrijven en overheden in de rol van initiatiefnemer. In het Bal zijn onder meer de rijksregels opgenomen die gelden voor bijvoorbeeld het graven in de bodem of het saneren van de bodem.
  • Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit besluit stelt algemene, rechtstreeks werkende regels aan activiteiten met betrekking tot bouwwerken, zoals bouwen en slopen. Dit besluit is gericht tot eenieder die deze activiteiten uitvoert, in de praktijk vooral burgers en bedrijven.
  • Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Dit besluit richt zich tot bestuursorganen en bevat de inhoudelijke normen voor de bestuurlijke taakuitoefening en besluitvorming. In het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn bepalingen opgenomen over het opnemen van bodemregels in het omgevingsplan. Die bodemregels kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op beperkingen bij het bouwen op verontreinigde bodem.
  • Het Omgevingsbesluit (Ob). Dit besluit bevat de algemene en procedurele bepalingen voor de uitwerking van de instrumenten van de wet die voor eenieder van belang zijn, zowel voor overheden als voor bedrijven en burgers. In het Ob staat welke procedures doorlopen moeten worden bij bijvoorbeeld vergunningprocedures en kostenverhaal.
 
De Omgevingswet en de uitvoeringsregelgeving bieden het nieuwe juridische kader voor maatschappelijke opgaven en ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. In artikel 1.3 van de Omgevingswet zijn de maatschappelijke doelen vermeld. Hierin staat:
 
 
‘Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang: a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.’
 
 
Een belangrijke eis die hierin is vastgelegd is dat de toepassing van de wet moet plaatsvinden met het oog op duurzame ontwikkeling. Dit begrip neemt een centrale plek binnen de Omgevingswet in en het is in artikel 1.1 gedefinieerd als de ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. In artikel 1, lid 2 van de Omgevingswet is aangegeven dat onder andere bodem behoort bij ‘fysieke leefomgeving’. In de memorie van toelichting bij de Aanvullingswet bodem Omgevingswet (AWB) is de beleidsdoelstelling voor bodem als volgt omschreven:
Het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem (vaste bodem en grondwater) en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door het in onderlinge samenhang:
    • beschermen van de bodem tegen nieuwe verontreinigingen en aantastingen;
    • evenwichtig toedelen van functies aan locaties, rekening houdend met de kwaliteiten van de bodem;
    • duurzaam en doelmatig beheren van de resterende historische verontreinigingen en -aantastingen.
       
       
Deze algemene doelstelling voor bodem wordt niet specifiek in de Omgevingswet zelf genoemd maar de Omgevingswet brengt de sectorale doelstellingen samen in artikel 1.3. Bij de toepassing van de Omgevingswet is er oog voor de onderlinge relaties tussen onderdelen van de fysieke leefomgeving, zoals bodem en water.
 
 
Op grond van artikel 2.24 van de Omgevingswet kan het Rijk instructieregels stellen aan lagere overheden over de inhoud van omgevingsplannen en projectbesluiten. In artikel 2.28, onder i, van de Omgevingswet is aangegeven dat deze regels ook betrekking kunnen hebben op: ‘Het beschermen van de gezondheid en het milieu, met betrekking tot het beschermen van de bodem of het voorkomen van onaanvaardbare risico's voor de gezondheid vanwege het gebruik van de bodem.’ Op dit moment zijn er nog geen instructieregels met betrekking tot bodem.
 
 
In de tekst van de Omgevingswet zelf zijn – behoudens regels over toevalsvondsten (onverwacht aangetroffen historische bodemverontreiniging, afdeling 19.2a) en gedoogplichten (art. 10.10 a, 10.13b, 10.21a) geen specifieke bepalingen over bodembescherming opgenomen. Bepalingen of uitgangspunten uit de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit zijn wel terug te vinden in de uitvoeringsbesluiten onder de Omgevingswet; het Besluit kwaliteit leefomgeving, Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving.
 
 
Verder lezen? In Handboek Bodem in de Omgevingswet gaan de auteurs verder in op hoe bodemzaken geregeld worden vanaf het inwerkingtreden van de Omgevingswet. Nieuwsgierig? Bekijk het boek hier.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.