In de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is in artikel 3.30 en volgende een coördinatieregeling opgenomen waarvan de afgelopen jaren in toenemende mate gebruik is gemaakt. En niet zonder reden. Door toepassing van de coördinatieregeling kan een aanzienlijke versnelling worden bereikt, met name indien een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” gecoördineerd worden voorbereid.
Belanghebbenden die het met deze besluiten niet mee eens zijn, moeten direct beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State indienen tegen beide besluiten. Daarmee wordt (1) een tijdrovende bezwaarprocedure en (2) een beroepsprocedure bij de rechtbank - voor wat betreft de omgevingsvergunning - voorkomen. Deze wijze van handelen brengt wel met zich dat het ontwerpbestemmingsplan en de ontwerp omgevingsvergunning, met alle daarbij behorende stukken, gelijktijdig ter inzage gelegd moeten worden.
Onder de Omgevingswet komt de coördinatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening, alsmede uit de andere sectorale regelgeving, te vervallen. Niet getreurd, hier komt één nieuwe coördinatieprocedure voor terug. Deze wordt geregeld in een gewijzigde Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht, die gelijktijdig met de Omgevingswet in werking moet gaan treden.
De nieuwe coördinatieregeling is van toepassing indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald, dan wel in een coördinatiebesluit. In artikel 16.7 Omgevingswet is aangegeven wanneer coördinatie verplicht is. Dit betreft onder andere een aantal wateractiviteiten. Veel vaker zal de vrijwillige coördinatie aan de orde zijn waarvoor, net als onder de Wro, een coördinatiebesluit nodig is.
Indien bijvoorbeeld het college van burgemeester en wethouders besluiten wil coördineren die niet zijn bevoegdheid zijn, dan heeft hij voor de coördinatie instemming nodig van de bestuursorganen wiens bevoegdheid het betreft.
Om de coördinatie zo goed mogelijk plaats te laten vinden is het gewenst dat de besluiten zoveel mogelijk gelijktijdig worden aangevraagd bij het coördinerend bestuursorgaan. In elk geval mag er niet meer dan zes weken tussen de eerste en de laatste aanvraag zitten. Indien deze tijd langer is wordt de laatste aanvraag niet meer in de coördinatie meegenomen.
Van belang is dat artikel 3:25 Awb (nieuw) bepaalt dat in het geval afdeling 3.4 Awb (uitgebreide voorbereidingsprocedure) op één van de te coördineren besluiten van toepassing is, alle besluiten middels die procedure worden voorbereid. Bij coördinatie gelden voor deze voorbereidingsprocedure wel enkele aanpassingen, zoals de mogelijkheid een mondelinge zienswijze te geven.
Een andere aanpassing is dat, in het geval tegen één ontwerpbesluit door eenieder zienswijzen kunnen worden ingediend, dit voor alle besluiten geldt (art. 16.23 Ow). Dat is bijvoorbeeld het geval als een nieuw omgevingsplan bij de coördinatie is betrokken. Uit art. 16.30 Ow volgt namelijk dat op de voorbereiding van een omgevingsplan Afdeling 3.4 Awb van toepassing is. Op omgevingsvergunningen is in beginsel de reguliere procedure van toepassing, tenzij anders is bepaald. Indien de gecoördineerde besluiten daartoe beperkt blijven, kan het dus zijn dat de reguliere procedure op die voorbereiding van toepassing is. Daarbij is van belang dat in het geval de aanvrager daarom verzoekt of instemt, gekozen kan worden voor de uitgebreide procedure (artikel 16.65 Ow). Daarnaast kan het bevoegd gezag bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit besluiten afdeling 3.4 Awb toe te passen, als (1) de buitenplanse omgevingsplanactiviteit aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving en (2) de verwachting bestaat dat verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben.
Ook onder de aangepaste coördinatieregeling in Afdeling 3.5 Awb worden de te coördineren besluiten voor wat betreft beroep als één besluit aangemerkt.
Tegen deze besluiten staat vervolgens beroep open bij de rechtbank, tenzij tegen één van deze besluiten beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State openstaat, in welk geval derhalve tegen alle besluiten direct beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden ingediend (art. 3:29 Awb).
In de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (Bijlage 2 Awb) wordt opgenomen dat tegen een omgevingsplan (net als tegen een bestemmingsplan nu) direct beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State openstaat. Net als nu bij de coördinatie van het bestemmingsplan en een omgevingsvergunning het geval is, is straks tegen een omgevingsplan en een omgevingsvergunning dus direct beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mogelijk, als deze gecoördineerd zijn voorbereid. De aangepaste Afdeling 3.5 Awb biedt daarvoor de mogelijkheid.
Meer weten? Neem een kijkje in het themadossier: klik op de tabs boven het artikel.