Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De Commissie voor de milieueffectrapportage moet zichzelf gaan bedruipen

Op 14 mei jl. is een wijziging van de Wet milieubeheer (“Wm”) bekend gemaakt, waarmee de financiering van de Commissie voor de milieueffectrapportage (“Commissie-m.e.r.”) grondig wordt gewijzigd. Het nog bij koninklijk besluit in werking te treden artikel 2.23a Wm leidt ertoe dat de Commissie-m.e.r. haar kosten moet dekken uit tarieven voor haar advisering.

11 June 2014

// ////

Op 14 mei jl. is een

wijziging

van de Wet milieubeheer (Wm) bekend gemaakt,waarmee de financiering van de Commissie voor de milieueffectrapportage(Commissie-m.e.r.) grondig wordt gewijzigd. Het nog bij koninklijk besluit inwerking te treden artikel 2.23a Wm leidt ertoe dat de Commissie-m.e.r. haarkosten moet dekken uit tarieven voor haar advisering.

De financiering vande werkzaamheden van de Commissie-m.e.r. is nu nog als volgt. Het Rijk (deMinisters van Infrastructuur en Milieu, Economische Zaken en Onderwijs, Cultuuren Wetenschap) verstrekt jaarlijks een exploitatiesubsidie waarmee het overgrotedeel van de exploitatiekosten van de werkzaamheden van de Commissie-m.e.r.worden gedekt. In aanvulling daarop brengt de Commissie-m.e.r. de kosten voorvrijwillige advisering in rekening. Voor verplichte adviezen worden geen kostenin rekening gebracht.

De financiering doorhet Rijk wordt per 1 juli as. stopgezet. Vanaf dat moment moet deCommissie-m.e.r. zelf voorzien in de noodzakelijke financiële middelen. Hetnieuwe artikel 2.23a Wm schrijft voor dat de kosten van de Commissie-m.e.r.gedekt moeten worden door de tarieven van advisering. Deze tarieven moeten eendirect verband hebben met de te verstrekken adviezen en mogen niet meer dankostendekkend zijn. De Minister van Infrastructuur en Milieu (I&M) dientde tarieven goed te keuren.

Als gevolg van dewetswijziging moet het bevoegd gezag, zoals gemeente of provincie, zelf gaanbetalen voor de advisering door de Commissie-m.e.r. Het ligt in de rede dat eenbevoegd gezag met een initiatiefnemer afspraken gaat maken over de doorrekeningdan wel verdeling van de kosten voor de advisering. Zoals overwogen in dememorie van toelichting bij het nieuwe artikel betekent dit dat de kosten voorde werkzaamheden van de Commissie-m.e.r. daarmee komen te liggen bij debaatdrager, zijnde de initiatiefnemer van een plan of project (

KamerstukkenII

2012/13, 33 686, nr. 3, pag. 1).

Het is de vraag inhoeverre een initiatiefnemer in de praktijk de advisering van deCommissie-m.e.r. ervaart als een baat bij diens plan of project. Vaak genoegwordt het opstellen van een milieueffectrapport (MER), en de daarbij horendeadvisering van de Commissie-m.e.r., ervaren als een last, mede vanwege deonzekerheden die met het opstellen van en rekening houden met een MERsamengaan. Daargelaten de vraag of deze praktijk terecht is moet wel wordenvastgesteld dat niet enkel een initiatiefnemer gebaat is bij advisering door deCommissie-m.e.r., maar dat ook de leefomgeving en natuur daarmee zijn gediend.Het zou dan ook bediscussieerd kunnen worden dat het niet onredelijk was geweestdeze baten voor de maatschappij als lasten van de Rijksoverheid te latenbestaan. Niettemin blijkt uit de memorie van toelichting dat ten behoeve vanbesparingen op de rijksbegroting het nieuwe stelsel tot stand is gebracht(Kamerstukken II 2012/13, 33 686, nr. 3, pag. 1-2).

De nieuwetariefstelling voor de advisering van de Commissie-m.e.r. heeft mogelijknegatieve gevolgen voor de vraag naar vrijwillige advisering. Nu brengt deCommissie-m.e.r. al kosten in rekening voor het strekken van vrijwilligeadviezen. Uit een door de Commissie-m.e.r. gepubliceerd

overzicht

van de tarieven zoals die gaan gelden vanaf juli2014 blijkt echter een sterke prijsverhoging van de advisering door deCommissie-m.e.r. Oftewel voor een vrijwillig advies moet meer betaald gaanworden dan thans het geval is, waardoor een terugval in de adviesaanvragen teverwachten is. Dit heeft de regering ook onderkend door in de memorie vantoelichting op te merken dat het aantal vrijwillige adviezen zal dalen inverband met de tariefstijging (

Kamerstukken II

2012/13, 33 686, nr. 3,pag. 4).

De Minister vanI&M moet de tarieven nog bij apart besluit definitief vaststellen. Dezevoorafgaande goedkeuring is opgenomen vanwege het publieke belang dat isverbonden aan de werkzaamheden van de Commissie-m.e.r. De Commissie-m.e.r. moetook de gebruikers van de adviezen, via onder meer het IPO en de VNG, betrekkenbij het vaststellen van de hoogte van de tarieven (

Kamerstukken II

2012/13,33 686, nr. 3, pag. 3). Het toezicht van de Minister van I&M op detariefstelling lijkt ertoe de toegankelijkheid van de advisering te waarborgen.

Het nieuwe artikelmoet nog bij apart Koninklijk Besluit in werking treden. Het is te verwachtendat dit besluit spoedig genomen wordt in verband met de voorzienetariefstelling per 1 juli 2014.

Door

Erwin Noordover, Stibbe

Gerelateerde info:

Artikel delen