Involon heeft een benchmarkonderzoek uitgevoerd naar de legesverordeningen 2024. Door de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen zijn de legesverordeningen sterk gewijzigd ten opzichte van 2023. De benchmark laat zeer grote verschillen tussen gemeenten zien. Met name als het gaat om de nieuwe artikelen en tarieven.
Op 13 februari 2024 hebben wij een aantal resultaten gepresenteerd tijdens onze webinar. In dit artikel presenteren wij de belangrijkste uitkomsten.
De varianten in de heffingsmaatstaven en tarieven zijn zeer groot. Vaste tarieven, gedifferentieerde tarieven naar diverse intake- en omgevingstafels, aantal overleggen, aantal disciplines of adviseurs en combinaties daarvan. Een gemiddelde lijn is niet te ontdekken. Bijna iedere gemeente vermindert 100 procent van de betaalde leges van het omgevingsoverleg na daadwerkelijke aanvraag. Daarbij ontstaat het probleem dat de vermindering meer bedraagt dan de te betalen leges na aanvraag. Dit betekent dan een terugbetaling. Al het werk dat is besteed aan de aanvraag is dan gratis uitgevoerd. Om dit te voorkomen is het noodzakelijk om te formuleren dat de vermindering maximaal 100 procent bedraagt tot een minimaal te betalen tarief.
De Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen zorgt voor een tweedeling in de categorieën bouwwerken. Met name voor bouwwerken in gevolgklasse 1 wijzigen de leges. Bouwtechnisch worden de werkzaamheden voor nieuwe vergunningaanvragen door de private kwaliteitsborgers uitgevoerd. Alleen de ruimtelijke toets wordt nog door de gemeenten uitgevoerd. In de tarieventabel van de leges zijn voor bouwwerken twee afzonderlijke tarieven opgenomen. In artikel 2.5 de tarieven voor de bouwtechnische toets, in artikel 2.6 de tarieven voor de ruimtelijke toets. Voor bouwwerken in gevolgklasse 1 kan alleen het tarief van artikel 2.6 worden geheven.
77 procent van de gemeenten hanteert een tarief afhankelijk van de bouwsom. Hiervan hanteert 63 procent een staffel, 14 procent een vast tarief. Opmerkelijk is dat 17 procent een vast bedrag hanteert. Dit heeft grote gevolgen voor de legesopbrengsten. 49 gemeenten hanteren een vast tarief onder de € 1.000,-. Gemiddeld bedraagt het tarief in deze gemeenten € 412,-. In onderstaand voorbeeld laten we zien hoe dit financieel uitpakt door de vergelijking tussen 2023 en 2024.
Het betreft een aanvraag voor de bouw van 1 eengezinswoning. Deze valt in gevolgklasse 1. In 2023 onder de Wabo werd gemiddeld 3 procent over de bouwsom geheven als leges. Dit is € 10.500,-. In 2024 wordt een vast bedrag geheven op basis van artikel 2.5. In de 49 gemeenten is dit gemiddeld € 412,-. Dit is een vermindering van de opbrengst van meer dan € 10.000,- voor 1 woning. Ik hoop dat deze gemeenten zich bewust zijn van deze nadelige financiële gevolgen.
Ook hebben we onderzocht hoeveel gemeenten gebruik maken van een maximum tarief. De uitkomsten zijn als volgt: Bij de bouwtechnische toets maakt 47 procent van de gemeenten gebruik van een maximum, bij de ruimtelijke toets maakt 58 procent gebruik van een maximum. De tarieven lopen sterk uiteen. Van € 9.000,- tot € 1.275.000,- bij de bouwtechnische toets en van € 65,40 tot € 1.750.000,- bij de ruimtelijke toets.
Ook bij de buitenplanse omgevingsplanactiviteiten zien we een verscheidenheid aan heffingsmaatstaven en tarieven variërend van; vaste bedragen, een differentiatie naar klein (kruimel) en groot, gerelateerd aan bouwsom, grondoppervlakte of aantal woningen. Vooral bij de ‘oude kruimelgevallen’ verwacht ik in gemeenten met een vast bedrag onvoorziene hoge leges.
De nieuwe heffingsmogelijkheid is de heffing voor milieubelastende activiteiten. Meer dan 90 procent van de gemeenten en alle provincies hebben gekozen voor het toepassen van deze heffing. De tariefstelling loopt uiteen in de bandbreedte van € 1.000 - € 5.000 per milieubelastende activiteit. Het is belangrijk te monitoren hoe deze heffing zich ontwikkeld.
De legesverordening mag tussentijds worden aangepast. Fouten kunnen worden gecorrigeerd en verbeteringen doorgevoerd. Hiervoor is het noodzakelijk dat er een wijzigingsverordening of nieuwe legesverordening en tarieventabel wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Na bekendmaking geldt dan de nieuwe verordening en tarieventabel. De aanpassing hoeft niet met terugwerkende kracht te worden toegepast.
Alleen als de aanpassing in het voordeel is van de aanvrager, mag terugwerkende kracht worden toegepast. Mocht de huidige verordening leiden tot een ‘onbillijkheden van overwegende aard’ kan de hardheidsclausule van de Awr worden toegepast. Dit is de bevoegdheid van het college of degene die door het college gemandateerd is en kan in uitzonderlijke gevallen worden toegepast.
Het is van groot belang in je eigen gemeente te onderzoeken of er geen onbedoelde consequenties zijn van de nu geldende legesverordening. Signalen kunnen komen van aanvragers, de afdeling vergunningverlening, bezwaarmakers, tegenvallende inkomsten etc. Pas zo nodig de legesverordening en tarieventabel tussentijds aan. Onderzoek de impact van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen voor verbouw die per 1 januari 2025 in werking treedt. En start op tijd met de berekening van de kostendekking 2025, zodat de output kan dienen als input voor de begroting 2025.