Lange tijd hebben we onze omgeving vooral bekeken als ‘gebruiksruimte’. Deze ruimte konden we naar eigen inzicht inrichten, gebaseerd op onze economische, sociale en culturele behoeften. We willen wonen, werken, recreëren, reizen en onze omgeving passen we op die behoeften aan. Met onze kennis en kunde waren we als het ware in staat de omgeving steeds weer naar onze wensen en eisen in te richten.
In mijn opleiding als planoloog was ruimtelijke ordening vooral het vak waarbij je om te beginnen zicht moest hebben op de programmatische opgaven rondom wonen, werken en voorzieningen. Vervolgens diende deze programmatische opgave te worden vertaald in ruimtelijke keuzes, met daarbij natuurlijk aandacht voor de investeringen, besluitvorming en de beschikbare of benodigde instrumenten.
De blik was daarbij – onbewust – vanuit de stad naar de omgeving gericht. Het ‘platteland’ was vanuit de op stedelijke ontwikkeling georiënteerde planoloog als het ware restruimte. Natuurlijk chargeer ik hier en waren er ook opleidingen die zich meer richten op de rurale omgeving. Maar toch, de dominante kijkrichting was vanuit de stad naar de omgeving.
Nog steeds is onze omgeving een gebruiksruimte en daarmee de spiegel van de samenleving. Ter illustratie: als we steeds meer online kopen is het logisch dat er meer ‘dozen’ in het landschap verschijnen en veel binnensteden kampen met leegstand.
Er is echter een dimensie bijgekomen. De laatste jaren is het besef gegroeid dat we onze omgeving moeten koesteren en onderhouden: de biodiversiteit staat onder druk, grondstoffen zijn eindig en door een snel veranderend klimaat groeit de noodzaak om na te denken over een klimaat-robuuste inrichting. Zowel op het niveau van individuele gebouwen en projecten, maar ook voor de lange termijn: waar gaan we in de toekomst nog investeren in onze laaggelegen delta en hoe houden we ook met een extremer klimaat en een stijgende zeespiegel droge voeten op de lange termijn?
Kortom, waar ik in mijn opleiding nog naar de ruimte als ‘een min of meer homogeen geheel’ kon kijken, dringen zich nu ook andere vragen en opgaven op. De ruimte is niet langer een homogene gebruiksruimte, maar is heterogeen en we dienen steeds meer inzicht krijgen in de kwaliteiten van de beschikbare ruimte zelf. Het adagium voor de ruimtelijke toekomst van ons land is in de NOVI niet voor niets dat ‘efficiënt, veilig en duurzaam gebruik van bodem-watersysteem’ noodzakelijk is.
Dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan: er is immers niet een absoluut ijkpunt als het gaat om ons watersysteem. Het watersysteem is immers zo goed als volledig beheerst door menselijk ingrijpen. We zijn niet voor niks wereldkampioen watermanagement. Daarmee bedoel ik niet te zeggen dat ik de achterliggende boodschap om het watersysteem leidend te laten zijn niet zou steunen. Integendeel zelfs, als we ons geen rekenschap geven van het bodem-watersysteem dan doen we onszelf tekort. Echter, opgaven grijpen steeds vaker in elkaar. Niet alleen inhoudelijk (denk aan stikstof en de opgave rondom woningbouw), maar ook de korte en lange termijn moeten we op elkaar betrekken en dat vaak ook nog door verschillende schaalniveaus heen.
Het huidige stelsel met 26 sectorale wetten heeft ons veel goeds gebracht als het gaat om (sectorale) kwaliteitsverbetering in de leefomgeving. Echter, de puzzel die we nu met elkaar als samenleving moeten leggen vraagt om een meer samenhangende blik. De omgeving is nog steeds onze gebruiksruimte, maar als we ons geen rekenschap geven van een veranderend klimaat en diezelfde omgeving niet benaderen als een ‘thuis’ waar we goed voor dienen te zorgen en de inhoudelijke opgaven aan de voorkant op elkaar betrekken, dan valt alles stil.
De omgevingswet lost deze problemen evenmin op. Dat kan geen enkele wet. Een nieuwe wet is ook altijd een beetje een sprong in het diepe. Maar een samenhangende blik op onze omgeving is noodzakelijk om tot uitvoering te komen. Ik zie de omgevingswet daarom vooral als een uitnodiging om samen richting te geven aan de toekomst van Nederland.
Co Verdaas is Dijkgraaf van Waterschap Rivierenland en Hoogleraar gebiedsontwikkeling bij de TU Delft. Hij is tevens dagvoorzitter tijdens de Kennismarkt Omgevingsweb op 23 november. We nodigen iedereen werkzaam in het omgevingsdomein én alle geïnteresseerden uit om met experts en vakgenoten weer als vanouds samen te komen en een hele dag met elkaar van gedachten te wisselen over de laatste ontwikkelingen binnen het brede omgevingsdomein. Er zijn nog kaarten beschikbaar dus meld u hier aan!