Vorige week stond de media bol van het nieuws over de Porthos-uitspraak. Deze uitspraak ging over de bouwvrijstelling. Dit is een wettelijke vrijstelling voor projecten die mogelijk leiden tot stikstofdepositie in de bouwfase. Mocht u de hoofdlijnen nog eens na willen lezen, lees dan dit artikel. Maar wat betekent deze uitspraak voor uw project?
De situatie voor lopende projecten (dus nog niet onherroepelijk) en voor feitelijk gerealiseerde projecten is duidelijk. Over de gevolgen van onherroepelijke natuurvergunningen en omgevingsvergunningen bouwen lopen de meningen uiteen. Totdat de Raad van State hier een uitspraak over doet, zal dit onduidelijk blijven. In dit artikel volstaan wij met een risicoanalyse.
Voor alle lopende projecten (dus nog niet onherroepelijk) geldt dat er een ecologische beoordeling plaats moet vinden. Dit geldt ook voor bestemmingsplannen. Dat betekent in eerste instantie een AERIUS-berekening van de bouwfase. AERIUS is het rekenprogramma waarmee de stikstofdepositie op natuurgebieden berekend wordt. Overigens is er op 22 november 2022 weer een update van AERIUS voorzien. Afhankelijk van de uitkomst van deze berekening, kan dan beoordeeld worden of en zo ja, welke vervolgacties nodig zijn. Het is mogelijk om de aanvraag hiermee aan te vullen (art. 4:5 Algemene wet bestuursrecht).
Voor projecten waarvan de bouw al afgerond is, zal men in het kader van rechtszekerheid geen beroep meer kunnen doen op het ontbreken van de bouwvrijstelling. De bouwfase (waar de omgevingsvergunning bouwen op ziet) is dan immers al voorbij en eventuele effecten op natuur hebben al plaatsgevonden.
De gevolgen van de uitspraak voor de onherroepelijke natuurvergunning zijn een belangrijk onderwerp van discussie op het moment. Uit rechtsoverweging 36 e.v. van de Porthos-uitspraak blijkt dat er geen gevolgen zijn voor de onherroepelijke natuurvergunning (of voor de verklaring van geen bedenkingen). Dit komt doordat met een natuur-vergunning een project wordt vergund, waar ook de voor dat project benodigde bouw- en aanlegactiviteiten onlosmakelijk onder vallen. Maar het is wel mogelijk om de natuurvergunning in te trekken. Gedeputeerde Staten zijn hierin bevoegd gezag, niet de gemeente. GS kunnen zelfs verplicht zijn om de natuurvergunning in te trekken als: 1) een vergunde (bedrijfs)activiteit zal leiden tot significante effecten op natuurwaarden door stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen en 2) als er geen andere passende maatregelen beschikbaar zijn om de dreigende achteruitgang van de natuurwaarden te voorkomen.
Onherroepelijke omgevingsvergunningen voor bouwen (waarbij de bouw nog niet afgerond is) staan op zichzelf niet ter discussie. Wel kan er als gevolg van de uitspraak strijd ontstaan met het natuurbeschermingsrecht. Dan is er een natuurtoestemming nodig. Vóór de Porthos-uitspraak voorzag de bouwvrijstelling in een generieke natuurtoestemming voor de bouw- en aanlegactiviteiten. Nu moet dat ‘gerepareerd’ worden door alsnog een natuurvergunning of verklaring van geen bedenkingen aan te vragen. Als er geen natuurtoestemming aangevraagd wordt of beschikbaar is, is dit een grond voor GS om op te handhaven. Ambtshalve (op eigen initiatief) of op verzoek van derden.
Intrekking van de natuurvergunning of handhaving zal alleen aan de orde zijn als er redelijkerwijs een effect op Natura 2000-gebieden te verwachten is. De afweging en inschatting van dit risico hangt sterk af van de specifieke omstandigheden van het project. Uit ervaringen na de vernietiging van de PAS, blijkt dat natuurorganisaties zich met name op grotere en/of spraakmakende projecten richten, zoals (energie)infrastructuur, racecircuits en luchtvaart. Hoewel ze zich vaak niet specifiek richten op kleinere projecten of woningbouwprojecten, kan dit hier indirect wel effect op hebben. Dit blijkt uit de gevolgen van de Porthos-uitspraak, maar ook uit het beroep over de locatiegegevens van de PAS-meldingen van januari 2021.
Tegelijkertijd signaleren we dat de (handhavings)capaciteit bij provincies beperkt is. Zij zullen hun inzet waarschijnlijk prioriteren en zich richten op urgente projecten en/of projecten met grote potentiële na-tuureffecten. Wel kan er een handhavingsverzoek ingediend worden, waarop de provincie in beginsel verplicht is te acteren als het verzoek terecht is.
Of er voor uw project ook daadwerkelijk een risico is, is onder andere afhankelijk van de locatie van het project ten opzichte van het Natura 2000-gebieden, de omvang van het project en de planning (tijdelijk / langdurig effect). Om zeker te zijn, kunt u alsnog een AERIUS-berekening voor het project op laten stellen. Afhankelijk van de uitkomst hiervan, kunt u beoordelen of er vervolgacties nodig zijn. Dit kan bijvoorbeeld intern of extern salderen zijn of een ecologische beoordeling.