De klimaattransitie in gebouwen en woningen zal de geplande emissiereductie in 2030 niet kunnen realiseren. De afspraken uit het Klimaatakkoord uit 2019 zijn niet genoeg, zo zeggen de cijfers uit de Klimaatnota van de overheid en de Klimaat- en Energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving. Dus wemelde het in de sessie ‘Meters maken’ op de Dag van het Klimaatakkoord van de ideeën over een andere aanpak.
De originele ‘wijkaanpak’ uit het Klimaatakkoord zegt dat grote reductiewinsten zijn te halen door hele buurten en wijken in één keer van het aardgas af te halen, met een warmtenet of met warmtepompen. Maar dat is duurder gebleken dan aanvankelijk gedacht, en dus waarschijnlijk minder succesvol. Zoals het er nu uitziet stoot de sector in 2030 nog 1,6 miljoen ton CO2 te veel uit. Daar komt dan waarschijnlijk nog een ton bij omdat het EU-klimaatpakket ‘Fit for 55’ om extra inspanningen vraagt.
De wijkaanpak staat nog steeds centraal, want gemeentes moeten dit jaar in hun ‘Transitievisie Warmte’ aangeven welke wijken er voor 2030 van het aardgas afgaan. Maar de wijkaanpak behoeft aanvulling. “Er is veel beweging,” zegt Maarten van Poelgeest, die als voorzitter van het Uitvoeringsoverleg gebouwde Omgeving regelmatig over de nieuwe aanpak praat met de partners die het Klimaatakkoord ondertekenden, plus Vereniging Eigen Huis. “We praten over individuele en collectieve benadering van bewoners, over de voorwaarden waaronder een benadering het beste werkt. Bij individuele aanpak is het belangrijk dat je aanhaakt bij de natuurlijke momenten, dat bewoners iets willen verbouwen of hun cv-ketel moeten vervangen. Per wijk willen we op een bepaald moment kunnen zeggen: over acht jaar is er geen aardgas meer in deze wijk. Dan weet iedereen waar die aan toe is. Dat zou helpen om het tempo te verhogen.”
“Duidelijk is wel: er is niet één sleutel die overal werkt. Je moet wijkaanpak en individueel parallel doen,” zegt Van Poelgeest, die dankzij een recente studie van Ecorys ook weet in welke richting de technische oplossingen liggen. “In de dichtbebouwde stedelijke gebieden zullen warmtenetten meestal de beste oplossing zijn. Dat heeft zijn eigen risico’s, bijvoorbeeld voor de investeerder die graag iedereen wil aansluiten op het warmtenet om uit de kosten te komen. En buiten die gebieden zijn isoleren en hybride warmtepompen goede oplossingen.”
Kostenreductie blijft uiteraard een belangrijk middel om extra ‘meters te maken’. Door dezelfde types huizen in één keer aan te pakken kunnen de kosten omlaag, maar hoeft niet per se in één wijk. ‘Contingentenaanpak’ is het nieuwe toverwoord: over de grenzen van een wijk, of zelf van een gemeente heen naar vergelijkbare types huizen zoeken en die collectief een aanbod doen.
Maar hoe bereik je die bewoners met zo’n standaard-aanbod? Sten de Wit van TNO ziet graag een nationale aanpak. “Er zijn al heel veel gegevens beschikbaar van die 7,5 woningen in Nederland. Met het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn we al bezig om een tool en een algoritme te ontwikkelen waarmee bedrijven een standaardaanpak kunnen ontwikkelen en contingenten kunnen benaderen.”
Opvallend genoeg bestrijdt niemand bij de sessie ‘Meters maken’ dat de sector die extra miljoenen tonnen CO2-emissiereductie kan halen. Maar dan wil Van Poelgeest wel dat het komende nieuwe kabinet een paar voorwaarden gaat invullen. Zijn verlanglijstje: “We hebben een minister nodig die hiervoor in de wind gaat staan, en ook geld beschikbaar stelt om regelingen uit te voeren. We moeten het ook minder vrijblijvend maken, de plichten moeten duidelijker worden geformuleerd. Gaan we de cv-ketel uitfaseren? En tot slot: waar blijft die Warmtewet? Die had er al twee jaar geleden moeten zijn! Die is van cruciaal belang om extra meters te kunnen maken.