Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Een jaar Omgevingswet: tijd voor wijzigingen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (verzamelbesluit)

De invoering van de Omgevingswet is inmiddels alweer een jaar geleden. Het vertrouwde Bouwbesluit maakte plaats voor het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). De wetgever grijpt de eerste verjaardag van het Bbl niet aan om terug te kijken, maar vooral om bij te schaven waar dat nodig is. Want, zo stelt de wetgever, een aantal problemen uit het Bbl vraagt om aanpassingen. Die aanpassingen zijn vastgelegd in het ‘Verzamelbesluit bouwwerken leefomgeving 2024’, dat op 29 november jongstleden werd gepubliceerd in het Staatsblad. Gisteren – 1 januari 2025 – trad (een deel van) dit besluit in werking. Thijs Cornel legt in onderstaande blog uit welke veranderingen dit met zich meebrengt.

3 januari 2025

Blog

Blog

Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van het verzamelbesluit is verspreid over drie momenten:

·       1 januari 2025; en

·       1 juli 2025; en

·       1 januari 2026.

Per 1 januari 2025 jl. werden er al behoorlijke wijzigingen in het Bbl doorgevoerd. Het is van belang dat u goed voorbereid bent op deze veranderingen, zodat u goed kunt inspelen op de nieuwe eisen. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste wijzigingen per 1 januari 2025.

Wijzigingen per 1 januari 2025

1.    Toevoegen artikel 2.7a (voorrang)

Met artikel 2.7a voegt de wetgever een voorrangsregel aan het Bbl toe. De voorrangsregel ziet op de situatie dat er strijd bestaat tussen de omgevingsvergunning en de algemene regels uit het Bbl. Artikel 2.7a komt als volgt te luiden:

Artikel 2.7a (voorrangsregel omgevingsvergunning bouwactiviteit algemeen)

"Voor zover een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit afwijkt van een in hoofdstuk 4 of 5 gestelde regel, zijn alleen de omgevingsvergunning en de daaraan verbonden voorschriften van toepassing.”

Met andere woorden, als met een omgevingsvergunning is toegestaan dat je in strijd met de algemene regels uit hoofdstuk 4 en 5 Bbl (nieuwbouw en verbouw) mag bouwen, dan gaat die omgevingsvergunning voor op de algemene regels uit het Bbl. Heb je een omgevingsvergunning die in strijd met hoofdstuk 4 en 5 van het Bbl is (verleend), bijvoorbeeld omdat er in de tussentijd iets in de Europese regelgeving of onderliggende NEN-normen is gewijzigd, dan mag je met die vergunning per 1 januari 2025 ‘gewoon’ bouwen.

Artikel 2.7a is een herintroductie van het oude artikel 1b, eerste lid, van de Woningwet. Het artikel wordt nu pas aan het Bbl toegevoegd omdat men aanvankelijk dacht dat de voorrangsregel vanzelfsprekend zou voortkomen uit de Omgevingswet. De wetgever komt inmiddels tot een andere conclusie.

2.    Bouwwerk zonder gereedmelding

In beginsel is voor het bouwen van een bouwwerk met een dak en hoger dan 5 meter, een vergunning voor de ‘technische bouwactiviteit’ nodig.  In de artikelen 2.27 en 2.29 van het Bbl zijn uitzonderingen op die vergunningplicht opgenomen.

Die uitzonderingen golden op grond van artikel 2.22 het Bbl al niet voor bouwwerken die zonder vergunning zijn gebouwd of in stand worden gehouden. Dat betekent dat bouwactiviteiten aan een illegaal bouwwerk nooit vergunningvrij kunnen zijn.

Met de invoering van het Bbl is echter niet meer voor alle activiteiten een bouwvergunning vereist. Voor bouwwerken in gevolgklasse 1 is inmiddels een gereedmelding (in het kader van de Wkb) voldoende. In deze gevallen voorziet artikel 2.22 van het Bbl nog niet.

Per 1 januari 2025 geldt voor bouwwerken waarvoor niet de vereiste gereedmelding is gedaan, dat daaraan, op of bij géén vergunningvrije bouwactiviteiten mogen worden verricht.

3.    Duidelijkheid over vergunningvrij bouwen

De vergunningplicht voor bouwwerken met én zonder dak is gekoppeld aan verschillende criteria. De vergunningplicht geldt bijvoorbeeld voor een bouwactiviteit die betrekking heeft op een bouwwerk dat:

  • “hoger is dan 5 m;”

Meer dan eens kregen collega's van gemeenten terug dat een voorgenomen bouwactiviteit vergunningplichtig was op grond van dit criterium. Een greep uit de reacties die bijvoorbeeld Thijs zelf kreeg:

  • Een airco-unit op het dak van een woning van 6 meter hoog; vergunningplichtig.

  • Gevelreclame (3 meter hoog) op de gevel van een bedrijfspand van 10 meter; vergunningplichtig.

In het Bbl is géén link gelegd tussen de ‘bouwactiviteit’ enerzijds, en de hoogte van het hoofdgebouw anderzijds. De wetgever spreekt in de artikelen 2.25 en 2.26 enkel over de ‘bouwactiviteit’.

Gelet op de definitie van de begrippen ‘bouwactiviteit’, ‘bouwwerk’ en ‘bouwen’ uit de Omgevingswet zijn o.a. het plaatsen van een airco-unit en van gevelreclame op zichzelf al ‘bouwactiviteiten’. Kortom, het Bbl was al duidelijk. De genoemde hoogte van 5 meter zag alleen op het bouwhoogte van de beoogde bouwactiviteit zonder relatie tot (de hoogte van) het hoofdgebouw.

Toch bestond er bij veel gemeenten kennelijk verwarring over de toepassing van de genoemde artikelen. Met de wijziging van het Bbl maakt de wetgever een einde aan die verwarring. In de toelichting op de wijzigingen in de artikelen 2.25, 2.26 en 2.27 staat:

Daarbij wordt er voor de duidelijkheid op gewezen dat de in die artikelleden gegeven criteria voor de omschrijving van de vergunningplichtige bouwactiviteiten zien op de beoogde bouwactiviteit zelf en niet op een bouwwerk waaraan de bouwactiviteit wordt verricht.”

Kortom, om te bepalen of er voor een bouwactiviteit een (technische) vergunningplicht geldt, is de bouwhoogte van de ‘bouwactiviteit’ zélf doorslaggevend. De bouwhoogte aan het bouwwerk waaraan de bouwactiviteit wordt verricht is niet relevant.

Wijzigingen alleen voor ‘technisch bouwen’

De bovenstaande wijzigingen zien allemaal op de ‘technische bouwactiviteit’. Of voor uw bouwactiviteit ook een vergunning voor het ‘ruimtelijke bouwen’ nodig is hangt af van de regels in het omgevingsplan.

Maatwerk ‘zon op dak’

In het oorspronkelijke wetsvoorstel stond ook een regeling voor ‘maatwerk zon op dak’. Dit hield in dat gemeenten eigenaren van grote (utiliteits-)gebouwen konden verplichten om zonnepanelen op hun dak te plaatsen.

Uiteindelijk is besloten om de regeling uit het wetsvoorstel te schrappen. In het Bbl is voor nieuwbouw al een minimumwaarde voor hernieuwbare energie opgenomen (art. 4.149 Bbl). Op grond van artikel 3.7 van het Bbl kan ook al een maatwerkvoorschrift worden opgenomen. Het toevoegen van een maatwerkvoorschrift zou in de ogen van de wetgever alleen maar leiden tot onduidelijkheid in relatie tot de bestaande mogelijkheden.

Conclusie

De wijzigingen van het Bbl kunnen grote impact hebben voor verleende vergunningen die (inmiddels) in strijd zijn met het Bbl. Bovendien verduidelijkt de wetgever dat de vergunningplicht van artikel 2.25 en 2.26 ziet op de specifieke bouwactiviteit, en dus niet op het bouwwerk als geheel. Daarmee zijn er veel meer bouwactiviteiten vergunningvrij dan bij menig gemeente wordt gedacht.

De overige wijzigingen in het Bbl, die pas halverwege 2025 of zelfs 2026 in werking treden, worden op een later moment verder toegelicht.

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.