In een onlangs verschenen rapport (1) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) kwam naar voren dat deelnamebereidheid aan beëindigingsregelingen door agrariërs niet los gezien kan worden van o.a. de economische omstandigheden van de betreffende sector op het moment van deelname.
Op dit moment zijn de economische omstandigheden in met name de melkveehouderij goed te noemen.
Dit heeft in meer of mindere mate tot gevolg dat de deelnamebereidheid aan vrijwillige regelingen - met de nodige haken en ogen - lager dan beoogd/gewenst zal zijn.
Daarmee wordt het (op vrijwillige basis) tijdig behalen van wettelijke doelstellingen ten aanzien van stikstof bemoeilijkt. Desondanks voorzie ik toch een mooie toekomst voor respectievelijk het behoud, herstel én ontwikkeling van de landbouwsector, maar zeker ook die van de natuur!
Met het in acht nemen van onderstaande uitgangspunten, onderneem ik een vrijuit denkende poging om de stikstofcrisis het hoofd te bieden (sec onderdeel ‘natuur’ en niet het onderdeel ‘politiek’):
de ‘gemiddelde’ veehouder is welwillend, vooruitstrevend en natuurliefhebbend;
veehouderijbedrijven hebben veelal een referentiesituatie c.q. natuurvergunning;
probleemoplossend en schadebeperkend handelen voor de boer, natuur en belastingbetaler;
ontbreken dubbele politieke agenda(’s).
Boven op deze vertrekpunten is de absolute welwillendheid van de overheid om écht natuurverbetering door stikstofdepositiedaling te doen effectueren onmisbaar.
Elke veehouder is, geheel vrijwillig, bereid om een oplossing te vinden om zo toekomstperspectief te creëren voor het eigen (familie)bedrijf én voor die van onze natuur.
Een oplossingsrichting:
stap 1: beeld krijgen van aard en omvang stikstofprobleem
Op basis van onderzoek en metingen uit het verleden en per heden de aard en omvang van het stikstofprobleem in beeld krijgen.
Dan hoeven we voortaan bij vergunningverlening niet meer blindelings op het enige wettelijk toegestane, maar evengoed twijfelachtig werkend, rekenprogramma (AERIUS) te vertrouwen.
(De stikstofcrisis zou dan wellicht, met inachtneming van het Europeesrechtelijk voorzorgbeginsel, op minder gedetailleerd niveau kunnen worden aangepakt).
stap 2: reductie van de veestapel naar rato
Indien onderzoeksresultaten aanleiding geven om
direct actie te ondernemen en
voor zover het bedrijf gelegen is in of nabij één of meer stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, kunnen veehouders dan hun veehouderijbedrijf naar rato verkleinen (waarbij de veehouderij voor dát gedeelte schadeloos wordt gesteld).
Let wel: het gaat hier om reductie van het aantal stuks vee. Dus niet om het verkleinen van het areaal (landbouw)grond dat zij, ongeacht de gebruikssituatie, in exploitatie hebben.
Als we het dan hebben over toekomstperspectief - voor boer én natuur - zijn er nog meer positieve neveneffecten te bedenken, namelijk:
Reductie aantal stuks -> lagere veedichtheid/ha -> de beoogde extensieve(re) veehouderij krijgt vorm -> boeren hebben perspectief.
Minder dierlijke mest leidt tot:
positieve effecten voor water én natuur(waarden), voor zover dat er sprake is van - voor dierlijke mest - verzuringsgevoelig areaal;
minder dierlijke mest op de markt -> positief voor de portemonnee van de veehouders, bezien in het licht van het afschaffen van derogatie.
stap 3: innoveren met vergunningsvrij intern salderen
Boven op en nadat reductie van de veestapel naar rato heeft plaatsgevonden, zijn de veehouders ook bereid om te investeren in een werkend, door de overheid goedgekeurd, danwel spoedig goed te keuren, innovatief stalsysteem (2).
(Ter ondersteuning en versnelde implementatie ervan, zou men hierbij eventueel kunnen nadenken over een fiscaal gunstige of subsidieregeling).
Hiermee wordt er aanzienlijke milieuwinst geboekt, niet alleen op gebied van stikstofreductie. Alvorens dit kan worden bewerkstelligd, zou de veehouder (ja, voor de voorlopers onder de veehouders “alweer”) een vergunningsaanvraag kunnen doen, i.c. een verzoek voor het vergunningsvrije intern salderen.
Negatieve effecten voor natuur zijn immers uitgesloten bij intern salderen. Dit is simpel aan te tonen als er enerzijds sprake is van een geldige referentiesituatie en anderzijds de veehouder bij de vergunningsaanvraag rekening houdt met:
het doorgeven van het daadwerkelijk lager aantal te houden stuks vee en
een innovatief, werkend stalsysteem.
Dubbele winst voor de natuur dus!
stap 4: dezelfde rechten als een natuurvergunning
Het bevoegd gezag zal de veehouder, naar verwachting, geen vergunning in de zin van de Wet natuurbescherming verlenen.
De veehouder zal het moeten stellen met een ‘positieve weigering’ of verklaring van geen bedenkingen (vvgb) die op basis van jurisprudentie (3) dezelfde rechten geeft als een natuurvergunning.
Met de vooruitstrevende gedachte van
blijvende reductie van de veestapel die op hierna omschreven wijze wordt geborgd en tevens het
op grote schaal toepassen van technologie, zoals het innovatieve Lely-Sphere systeem, kan fors meer stikstofreductie plaatsvinden dan met de regelingen.
1) blijvende reductie van de veestapel
omdat er een uitbreidingsverbod geldt voor sommige diercategorieën.
omdat we een mestproductierechtensysteem hebben, waarmee (indirect) geregeld en daarmee tevens uitgesloten is dat het aantal stuks vee c.q. de hoeveelheid mest toeneemt.
Voorbeeld fosfaatrechtenstelsel melkveehouderij
Bij iedere transactie tussen melkveehouders onderling wordt 10% afgeroomd van de bruto hoeveelheid over te dragen fosfaatrechten. Dus per saldo komt er minder in plaats van meer vee/mest.
2) op grote schaal toepassen van innovatie
leidt tot fors meer stikstofreductie dan de 30% afroming behorende bij ‘extern salderen’, alsmede behorende tot de opkoop- en beëindigingsregelingen voor veehouderijen die als doel hebben:
blijvende vermindering van stikstofdepositie vanaf de desbetreffende veehouderijlocatie (concept MGA-2, d.d. 9 mei 2022) én
om structurele en blijvende reductie van stikstofdepositie op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden in Nederland te realiseren (concept Toelichting LBV, d.d. 10 mei 2022).
In dit kader vind ik het moeilijk te bevatten dat de politiek niet massaal inzet op hiervoor omschreven reductie van de veestapel in samenhang met het op grote schaal toepassen van innovatie.
Innovatie is de toekomst en de weg naar Rome, althans volgens minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat. Of geldt dit alleen voor industrie en niet voor de landbouw?
Met de hiervoor omschreven combinatie van beperkte reductie met grootschalige innovatie is meer en sneller natuurwinst te boeken dan met de regelingen.
De reductie is structureel, maar hoe structureel is de natuurwinst met de regelingen als de bron van de stikstofdepositie slechts wordt verplaatst nadat toepassing van de beperkte 30% afromingsfactor heeft plaatsgevonden?
Als een veehouder deelneemt aan een regeling - en daarmee de veehouderijactiviteiten onomkeerbaar zijn gestaakt - dan wordt er ook (zij het op een verkapte manier) extern gesaldeerd, omdat er van de bruto hoeveelheid stikstofemissie 30% wordt afgeroomd, waarna er netto 70% van de emissie in de stikstofbank terechtkomt.
Dan krijgt de stikstof een ander labeltje, zodat deze vroeg of laat toch weer kan worden uitgegeven aan andere projecten/initiatiefnemers.
Het zal me benieuwen of dat hiermee dan eindelijk en massaal veehouderijen met een PAS-melding gelegaliseerd worden, zoals verankerd in de wet.
Het zou me overigens niets verbazen dat het troetel- én zorgenkindje van de overheid (Schiphol) de voorkeur krijgt boven de hardwerkende boerengezinsbedrijven die naar eer en geweten hebben gehandeld door toentertijd een PAS-melding te doen, maar nu – door politiek wanbeleid - aan het kortste eind (vooralsnog lijken te) trekken.
Het is enerzijds opmerkelijk te noemen dat men genoegen neemt met 30% natuurwinst, terwijl de veehouders bereid en in staat zijn om over te gaan tot het leveren van een groter offer ten gunste van de natuur dan de 30 procent.
Anderzijds is het (niet te begrijpen, maar politiek gezien wel) verklaarbaar, omdat vanuit de stikstofbank vervolgens weer stikstof kan en ook zal worden uitgegeven aan…. nieuwe plannen en projecten óf aan bestaande projecten die reeds jarenlang milieubelastende activiteiten ontplooien zonder te beschikken over een geldige natuurvergunning (4).
Het mag toch niet zo zijn dat de stikstofcrisis leidt tot boertjes dood, maar Schiphol zijn brood?
Los van het feit dat de stikstofproblematiek verworden is tot een echte ‘politieke crisis’, vraag ik mij steeds meer af of dat de stikstofcrisis überhaupt wel gaat over ‘natuur’ en ‘milieu’? Of dat het toch meer gaat over geld, politieke macht en (een jarenlange opeenstapeling van) fouten uit het verleden gladstrijken over de rug van boeren en burgers, in de hoop niet zelf op de blaren te hoeven zitten?
We gaan het beleven.
Beëindigen van veehouderijen – Lessen uit 25 jaar beëindigingsregelingen
Lely Sphere - circulair mestverwaardingssysteem – Lely
Opkopen boerenbedrijven voor Schiphol wel degelijk op de agenda, zelfs bij Rutte | SchipholWatch