Hogere windmolens hebben ’s nachts rode lampen aan staan. Deze obstakelverlichting is wettelijk verplicht vanwege de veiligheid van het vliegverkeer. Omwonenden ervaren echter soms overlast van deze verlichting.
Daarom zijn de windsector en de overheid op zoek gegaan naar alternatieve technieken waarmee de verlichting zoveel mogelijk uitgezet kan worden. Deze technieken zijn gevonden en inmiddels zijn de eerste systemen voldoende getest voor de Nederlandse situatie door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Dat betekent dat uiteindelijk de rode lichten op windmolens uit kunnen. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) en branchevereniging NWEA kijken nu naar de uitrol van deze technieken over heel Nederland.
Op dit moment schrijft de wet voor dat windmolens hoger dan 150 meter verplicht deze rode lampen moeten hebben. Die lampen moeten de hele nacht aan staan. Dat kan zorgen voor overlast bij omwonenden. Er bestaan verschillende technische oplossingen om deze lichthinder te verminderen die bovendien al in het buitenland (met name Duitsland) succesvol worden toegepast. NWEA pleit daarom al langer voor het wettelijk toestaan van deze oplossingen. Het zijn systemen die waarnemen of een vliegtuig een windpark nadert en in dat geval tijdig de verlichting inschakelt. Deze systemen werken op basis van (passieve) radar of transponders, de zenders die in vliegtuigen worden toegepast.
Afgelopen periode heeft in Windpark Krammer een proef gedraaid met een transpondersysteem. Deze test is succesvol uitgevoerd, en het systeem wordt op dit moment ingeregeld. Dat betekent dat sinds begin dit jaar de rode luchtvaartlampen in Windpark Krammer steeds minder aanstaan. Eerder is bij Krammer ook al een radarsysteem getest, deze techniek wordt nu in Windpark Friesland toegepast. NWEA schat in dat ongeveer 80 windparken in Nederland op dit moment rode verlichting hebben. Daarnaast zijn er nog circa 75 windparken in voorbereiding die, op basis van de huidige wetgeving, ook rode nachtverlichting moeten plaatsen. Naar mate meer type systemen mogen worden toegepast en de tests per park zijn uitgevoerd, kan ook in andere parken het licht uit. Dat goedkeurings- en testtraject zal enige tijd in beslag nemen. De ILT moet over elk systeem afzonderlijk adviseren. Ook moeten er per windpark lokale vliegtests worden gedaan. Tot die tijd moeten de lampen aan blijven.
Om deze nieuwe systemen te installeren en jaarlijks te onderhouden moeten exploitanten van windparken extra kosten maken, waar geen rekening mee is gehouden bij de ontwikkeling van het windpark. Deze kosten lopen al snel op in de richting van €60.000 tot €100.000 per park. De windsector, de Rijksoverheid en de provincies willen deze systemen bij voorkeur zo snel mogelijk toepassen en zijn op dit moment in gesprek over de praktische organisatie en kosten.