De Raad van de EU en het Europees Parlement hebben een voorlopig akkoord bereikt over de natuurherstelwet. In de wet staan juridisch bindende doelstellingen en verplichtingen voor het herstellen van de natuur en ecosystemen in de Europa.
De aanleiding voor deze wet is de EU-biodiversiteits¬strategie 2030 en de Europese Green Deal. Het voorstel bevat onder meer doelstellingen over het percentueel verbeteren van stedelijk groen en boomkroonbedekking. Daarnaast staat er in het voorstel dat natuurgebieden niet verder achteruit mogen gaan. Daarbij gaat het ook om natuurgebieden buiten de Natura 2000-gebieden.
Na de onderhandelingen tussen Raad en Parlement zijn de 2 genoemde elementen (doelstellingen stedelijk groen en geen afzwakking natuurgebieden) flink aangepast. Dat is goed nieuws voor Nederlandse gemeenten. Zo worden er wel verplichtingen gesteld aan het herstellen en behouden van natuur en een groene omgeving, maar kan de invulling daarvan lokaal worden bepaald. In de verordening staan nu de volgende doelstellingen:
Lidstaten moeten een stijgende trend laten zien in herstel van ecosystemen in stedelijke gebieden, inclusief bodemkroonbedekking
Voor stedelijke ecosystemen kwamen de Raad en het Parlement overeen dat de lidstaten een stijgende trend in stedelijke groene gebieden moeten bereiken totdat de toestand bevredigend is. Ook staat in het compromisvoorstel dat lidstaten moeten zorgen dat er tussen de inwerkingtreding van deze wet en het einde van 2030 geen nettoverlies is aan stedelijke groene ruimte of stedelijke boomkroonbedekking.
In 2030 moet ten minste 20% van de land- en zeegebieden in de EU zijn hersteld
In 2030 moet ten minste 30% van de aangetaste habitatsoorten in de EU zijn hersteld
De Raad en het Parlement zijn het erover eens dat de lidstaten bij de uitvoering van de herstelmaatregelen tot 2030 prioriteit moeten geven aan Natura 2000-gebieden. Bovendien staat er in de tekst van de verordening een vereiste om aanzienlijke achteruitgang in natuurherstel te voorkomen. Maar deze laatste is nu gebaseerd op inspanning en niet meer op een verplichting. De lidstaten moeten dus laten zien dat ze zich genoeg hebben ingespannen om aan deze doelstellingen te voldoen.
In de nationale herstelplannen leggen de lidstaten aan de Europese Commissie uit hoe ze de vastgestelde doelstellingen gaan behalen. Dus welke inspanningen ze gaan leveren. In reactie daarop hebben de lidstaten wel aan de Europese Commissie gevraagd om na inwerkingtreding van de verordening een verslag in te dienen met een overzicht van de financiële middelen die beschikbaar zijn, een beoordeling van de financieringsbehoeften voor de uitvoering en een analyse om eventuele financieringslacunes vast te stellen.
de Raad en het Parlement moeten het voorlopige akkoord nog formeel goedkeuren en officieel aannemen. Daarna treedt de wet in werking. In het voorlopige akkoord is bepaald dat de Commissie in 2033 de toepassing van de verordening en de gevolgen ervan moet herzien en beoordelen.