Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. In deze Omgevingswet zijn 26 wetten over diverse onderwerpen samengebracht. Te denken valt aan regels over bouwwerken, infrastructuur, water(systemen), bodem en lucht, landschappen en natuur en cultureel erfgoed en werelderfgoed, oftewel: de regels over de fysieke leefomgeving. En ook honderden algemene maatregelen van bestuur (amvb’s) en ministeriële regelingen moeten eraan geloven. Zij worden samengebracht in slechts vier amvb’s en één enkele Omgevingsregeling. Door invoering van de Omgevingswet wordt het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’ vervangen door ‘een evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ en kunnen regels worden gesteld over activiteiten. In dit blog bespreken wij deze veranderingen.
De overheid draagt zorg voor de fysieke leefomgeving. Zij dient deze leefomgeving te beschermen. Tegelijkertijd dient zij het gebruik daarvan mogelijk te maken. Bij het vinden van deze balans speelt het komen tot ‘een evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ een belangrijke rol.
Het is in beginsel aan gemeenten om ervoor te zorgen dat in het omgevingsplan sprake is van deze evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Elke toedeling van een functie aan een locatie kent twee kenmerken: functiekenmerken en locatiekenmerken.
Een functiekenmerk gaat over een bepaalde rol, taak of dienstbaarheid. Deze kan worden toegekend aan een gedeelte van de fysieke leefomgeving. Het kan bijvoorbeeld gaan om het aanwijzen van een locatie als bedrijventerrein, detailhandel, kantoor, monument, waterwingebied, natuur of wonen. Bij het aanwijzen van deze functies worden regels gesteld.
Uit deze regels volgt op welke wijze en onder welke voorwaarden deze functies kunnen worden uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan de regels die het oprichten van een bouwwerk mogelijk maken of juist niet. Of aan regels waarmee het gebruik wordt geregeld, zoals openingstijden, bezoekersaantallen, bedrijfscategorieën, het maximale bruto vloeroppervlakte of huisgebonden beroepsuitoefening.
Met de term locatie wordt gedoeld op het ruimtelijke aspect dat een onderdeel van de fysieke leefomgeving aanduidt. Het gaat dan bijvoorbeeld over een perceel, een plaats, een gebied of een bouwwerk. Deze locaties kunnen naast en boven elkaar liggen. Denk aan het aanwijzen van een locatie ‘ondergrond’ voor het winnen van grondwater met daarboven een andere gebruiksfunctie, zoals een woning. Door deze stapeling van locaties kunnen beperkingen van het gebruik van de ene locatie leiden tot beperkingen aan het gebruik van de andere locatie. Denk bijvoorbeeld aan een flat die niet hoger kan worden gebouwd dan de hoogtebeperkingen die gelden vanwege de functie ‘laagvliegzone’. Dit betekent dat het mogelijk is een locatie driedimensionaal te begrenzen.
Aangezien de toedeling van functies aan locaties ‘evenwichtig’ dient te zijn draagt de gemeenteraad een bepaalde verantwoordelijkheid. Zij dient in het omgevingsplan te verantwoorden waarom bepaalde functies aan locaties worden toegedeeld of waarom bepaalde regels worden opgenomen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de maatschappelijke doelen die wij in ons eerste blog hebben besproken.
Ook dienen alle relevante belangen te worden afgewogen bij het toewijzen van deze locaties. Denk bijvoorbeeld aan het eigendomsrecht. Daarbij geldt dat het aanwijzen van functies aan locaties niet mag leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefklimaat.
In het omgevingsplan kunnen verder regels worden gesteld over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben op de fysieke leefomgeving. Uit het woord ‘kunnen’ dient te worden afgeleid dat het bevoegd gezag niet verplicht is regels over activiteiten te stellen. Deze vrijheid wordt echter beperkt als de provincie of het Rijk regels voorschrijft over een activiteit.
Wat wordt dan bedoeld met activiteiten? Het moet gaan om menselijk handelen dat gevolgen heeft voor de fysieke leefomgeving. Te denken valt aan stoffen of objecten die niet tot de fysieke leefomgeving behoren, maar daar wel een invloed op kunnen hebben. Denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van rolcontainers, glasbakken of voertuigen.
Onder gevolgen voor de fysieke leefomgeving vallen ook gevolgen voor de mens die voortkomen uit deze fysieke leefomgeving. Denk aan geluids- en geuroverlast. De Omgevingswet ziet niet op directe betrekkingen tussen mensen.
Het bevoegd gezag dient ervoor te zorgen dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in haar gemeente. Zij is echter niet verplicht om regels over activiteiten te stellen. De wijze waarop het bevoegd gezag invulling geeft aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is van groot belang. Op basis hiervan worden functies, zoals een bedrijfsterrein of een woning, op locaties juist wel of juist niet toegestaan. En ook is het van belang om te letten op de bijbehorende regels die invulling geven aan deze functies, zoals openingstijden, bezoekersaantallen of bedrijfscategorieën. Ook deze maken een groot verschil bij de vraag of de voor ogen staande ontwikkeling op basis van het omgevingsplan juist wel of niet is toegestaan.