In februari 2024 heeft de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (hierna: de Raad) het advies ‘Goed gefundeerd; Advies om te komen tot een nationale aanpak van funderingsproblematiek’ uitgebracht over de funderingsproblematiek en de grondverzakkingen die daardoor mogelijk volgen. Veel woningen in Nederland hebben schade aan de fundering en dit zullen er de aankomende jaren, door onder andere klimaatverandering, alleen maar meer worden. Voor degene die geïnteresseerd is in de bestuursrechtelijke aspecten van dit advies en enkele voorbeelden uit de jurisprudentie, is bij deze blog aan het goede adres!
Funderingsproblematiek houdt kort gezegd in dat funderingen onder gebouwen, bijvoorbeeld woningen, beschadigd raken. Deze beschadigingen kunnen worden veroorzaakt doordat funderingen door water worden aangetast of juist droog komen te staan door een gebrek aan water. Een andere manier waarop funderingen beschadigd kunnen raken is doordat bepaalde werkzaamheden en activiteiten trillingen veroorzaken waardoor een fundering soms letterlijk kapot wordt getrild.
De huidige funderingsproblematiek is omvangrijk, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Op dit moment speelt dit bij ongeveer 425.000 woningen, maar dit aantal zal zonder preventieve maatregelen verder oplopen. Het schadebedrag voor de hele samenleving kan hiermee oplopen tot 54 miljard euro. Los van de materiële schade levert deze problematiek ook emotionele en maatschappelijke schade op. Een veilig huis is een basisbehoefte en zodra deze behoefte in het geding is, dan leidt dit tot grote gevolgen.
In het advies geeft de Raad aanbevelingen in de vorm van vijf te volgen sporen. De principes doeltreffendheid, uitvoerbaarheid, rechtvaardigheid en doelmatigheid staan hierbij centraal, waarbij de doeltreffendheid als belangrijkste wordt gezien. De problemen bestaan namelijk al jaren en deze moeten nu adequaat worden opgepakt, door zowel de centrale overheid als door de lokale overheid. De aanbevelingen zijn (in het kort):
Beschikbaarheid van risico-informatie over funderingsschade verbeteren;
Funderingsschade voorkomen;
Maatschappelijke problemen voorkomen door ondersteuning en ontzorging;
Subsidie- en leenmogelijkheden creëren voor schade- en funderingsherstel; en
Zorgen voor gezamenlijke en krachtige uitvoering.
Wat zijn de (wettelijke) regels rond funderingsproblematiek?
De overheid heeft verschillende ruimtelijke taken en bevoegdheden die (kunnen) raken aan de funderingsproblematiek. Denk hierbij aan het vaststellen van omgevingsvisies en omgevingsplannen. Werkzaamheden ter uitvoering van deze plannen, zoals het slaan van putten of het wijzigen van bebouwing, veranderen de dynamiek in de bodem. Een ander voorbeeld van een ruimtelijke taak van de overheid is het verlenen omgevingsvergunningen voor het realiseren van nieuwe bouwwerken of het verbouwen van bestaande bouwwerken. Bij de besluitvorming daarover worden bouwtechnische aspecten van het specifieke plan bekeken, zo ook de fundering van het nieuwe bouwwerk. Daarnaast moet onderzoek worden gedaan naar en rekening worden gehouden met de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen of bouwplannen voor de fundering van bestaande bouwwerken.
Verder moet, wanneer een ruimtelijk besluit zoals een omgevingsplan, wordt vastgesteld, rekening worden gehouden met de waterhuishoudkundige situatie ter plaatste. Dit wordt ook wel de watertoets genoemd. Ook bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken moet worden getoetst aan eisen met betrekking tot water. Het bekendste voorbeeld hiervan is de afvoer van afval- en hemelwater. Deze regels zijn opgenomen in paragraaf 3.7.4 en 4.7.4 van Besluit bouwwerken leefomgeving.
Tot zover de theorie, want de grote vraag is natuurlijk hoe voorgaande er in de praktijk uitziet. Kijkend naar de rechtspraak valt een aantal zaken op. In de meeste procedures waarin belanghebbenden aangeven zich zorgen te maken over de gevolgen van een activiteit voor de fundering, betreft het de trillingen die een activiteit veroorzaakt of kan veroorzaken. Een voorbeeld hiervan is een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) uit 2012, waarin het ging om een besluit van de provincie Zuid-Holland om een vrijstelling te verlenen voor een herinrichting en verbreding van een provinciale weg. Uit deze uitspraak volgt dat het bevoegd gezag voldoende aannemelijk moet maken dat er geen onaanvaardbare trillingshinder (en als gevolg daarvan funderingsproblemen) zal ontstaan.
Een manier om aan te tonen dat voldoende aannemelijk is dat er geen onaanvaardbare trillingshinder zal ontstaan, is via een onderzoek door een deskundige. Dit volgt uit de hiervoor aangehaalde uitspraak maar ook bijvoorbeeld uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland uit 2021. Hierbij is van belang dat uit vaste rechtspraak volgt dat het bevoegd gezag bij het nemen van een besluit van dat advies mag uitgaan. Het is hierbij wel van belang dat de deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag heeft gedaan van het onderzoek en daarin inzichtelijk heeft gemaakt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag liggen en dat deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn. Dit is niet geval wanneer er concrete aanknopingspunten naar voren worden gebracht voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het deskundigenadvies (zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Afdeling uit 2022).
Dat de huidige gang van zaken in sommige gevallen knelt, volgt uit een uitspraak van de Afdeling uit 2017. In deze uitspraak speelde het volgende. Bij een omgevingsvergunning voor het herstellen van de fundering voor een aantal gebouwen waren vergunningvoorschriften opgenomen om schade aan de fundering van een omliggend gebouw te voorkomen. Ondanks de vergunningvoorschriften is er schade ontstaan aan de fundering van dit gebouw. De eigenaar van dit gebouw voert daarom aan dat de werkzaamheden in strijd zijn met het (oude) artikel 8.2 van het Bouwbesluit, nu er onvoldoende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van schade. Nu er daadwerkelijk schade is ontstaan aan de fundering van het gebouw zou je verwachten dat de Afdeling tot de conclusie komt dat de vergunningvoorschriften onvoldoende waren. Niets is minder waar. De Afdeling komt namelijk tot het oordeel dat hoewel er schade is, het college ten tijde van de vergunningverlening niet aannemelijk heeft mogen achten dat schade zou optreden wanneer de werkzaamheden, zoals voorgeschreven in de vergunningvoorschriften, zouden worden uitgevoerd. Kortom: ook al is er door de werkzaamheden die volgen uit een omgevingsvergunning schade ontstaan aan de fundering, is dat volgens de Afdeling onvoldoende om aan te nemen dat de omgevingsvergunning onvoldoende was om een fundering te beschermen.
Uit voorgaande blijkt dat de wensen uit het advies op dit moment nog niet de juridische werkelijkheid blijkt te zijn. In de praktijk is het namelijk zo dat snel wordt aangenomen dat voldoende onderzoek is verricht naar mogelijke funderingsproblematiek en zelfs, wanneer vaststaat dat er schade is, dit nog niet tot het oordeel leidt dat een ruimtelijk besluit onvoldoende is gemotiveerd. Er is dus ook in de rechtspraak nog een hoop te winnen als het gaat om de bescherming van de fundering van woningen.