Hier is ogenschijnlijk geen speld tussen te krijgen: ''energie die we niet gebruiken, hoeven we ook niet te produceren, te betalen of te importeren''. Met deze ronkende zin begint de Kamerbrief van de minister van Klimaat en Energie van 4 juli 2022 over de voorgenomen aanscherping van de huidige energiebesparingsplicht uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor inrichtingen.
In deze blog beschrijf ik op hoofdlijnen wat deze aanscherping inhoudt. De verwachting is dat de hiervoor benodigde wetgeving nog dit najaar zal worden aangeboden aan de Tweede Kamer zodat (een deel van) de voorgenomen aanscherpingen al begin 2023 in werking kunnen/zullen treden.
Reeds sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zijn bepaalde inrichtingen, die jaarlijks meer dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m³aardgas(equivalent) verbruiken, wettelijk verplicht om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren. Deze energiebesparingsplicht staat vanaf 1 januari 2008 in het (thans) eerste en zevende lid van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Stb. 2007, nr. 415 en Stb. 2007, nr. 472).
Maar enkel verplichten tot energiebesparing bleek niet afdoende. Bij de totstandkoming van het 'Energieakkoord voor duurzame groei' in september 2013 is daarom de wens uitgesproken om de naleving van de energiebesparingsplicht uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer te vergroten. Dit heeft geresulteerd in de invoering van de informatieplicht energiebesparing, (thans) opgenomen in het tweede lid van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In juni 2019 schreef ik deze blog over de 'wie, wat en waarom' van de informatieplicht energiebesparing.
Alle inrichtingen die moeten voldoen aan de energiebesparingsplicht dienen eens per vier jaar te rapporteren over de door hen geïmplementeerde energiebesparende maatregelen. De eerste keer moest dit voor 1 juli 2019 gebeuren. De volgende rapportageronde staat voor 1 juli 2023 op de agenda. Dit vooruitzicht was voor de minister van Klimaat en Energie aanleiding om TNO te vragen de balans op te maken en te bezien wat het besparingspotentieel is van een verdere aanscherping van de huidige energiebesparingsplicht uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Uit het TNO rapport 'Verwachte effecten van de energiebesparingsplicht uit de Wet milieubeheer' van 30 maart 2021 volgt dat ongeveer 90.000 inrichtingen onder de huidige energiebesparingsplicht uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen. Door alle voor een bedrijfstak toepasselijke energiebesparende maatregelen te treffen van de zogenaamde 'Erkende Maatregelenlijsten voor energiebesparing' kan aan deze plicht worden voldaan. Deze lijsten bevatten momenteel voor 19 bedrijfstakken energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder.
In voornoemd TNO rapport wordt geconstateerd dat slechts 53.000 inrichtingen daadwerkelijk een rapportage hebben ingediend. Voorts blijkt, gezien de Kamerbrief van 4 juli 2022, uit dit TNO rapport dat het besparingspotentieel van een aangescherpte energiebesparingsplicht in 2030 circa 19 PJ aardgas en 7 PJ elektriciteit bedraagt. Dit is ongeveer 1,2 megaton CO₂ reductie.
Dat besparingspotentieel is exclusief de grote(re) vergunningplichtige inrichtingen en zogeheten EU ETS inrichtingen. Dergelijke inrichtingen vallen, gezien artikel 2.14 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het achtste lid van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, namelijk niet onder de huidige energiebesparingsplicht. Dit geldt, conform het achtste lid van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, ook voor inrichtingen actief in de glastuinbouw voor zover zij deelnemen aan het CO₂ vereveningssyteem voor die bedrijfstak.
Evenals de kleine(re) niet-vergunningsplichtige inrichtingen, omdat hun energiegebruik in enig kalenderjaar kleiner is dan 50.000 kWh elektriciteit en 25.000 m³aardgas(equivalent), hoeven de grote(re), meer milieubelastende c.q. vergunningsplichtige, inrichtingen dus evenmin aan de huidige energiebesparingsplicht uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer te voldoen.
Energiebesparing bij die grote(re) inrichtingen moet worden gereguleerd via de milieuvergunning, als bedoeld in het eerste lid, sub c, van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. TNO constateert echter in voornoemd rapport dat hier weinig van terecht is gekomen (zie pagina 8): ''in de vergunning van Type C inrichtingen [die een omgevingsvergunning milieu nodig hebben voor de bedrijfsvoering] stonden tot nu toe meestal geen eisen over energiebesparing''.
Tegen deze achtergrond wordt in de Kamerbrief van 4 juli 2022 op – onder meer – de onderstaande punten een verdere aanscherping van de huidige energiebesparingsplicht uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer aangekondigd. Daarbij wordt ook gewezen op enkele aanscherpingen die al waren aangekondigd in de Kamerbrief van 6 september 2021 en de Kamerbrief van 10 december 2020.
Uitbreiding van de energiebesparingsplicht naar vergunningsplichtige (type C) inrichtingen en EU ETS inrichtingen per 2023. Het totale energieverbruik dat onder de energiebesparingsplicht valt, wordt zo drie keer hoger, omdat er dan tien keer zoveel industrieel energiegebruik onder valt.
Verkenning van een uitbreiding van de energiebesparingsplicht naar glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan het CO₂ vereveningssyteem voor die bedrijfstak.
Actualisatie van de 'Erkende Maatregelenlijsten voor energiebesparing' naar de laatste stand van de techniek, investerings- en energieprijzen. Hierdoor komen er meer energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd lager dan 5 jaar onder de energiebesparingsplicht te vallen.
Verbreding van de energiebesparingsplicht naar CO₂-reducerende maatregelen. Hiermee worden ook maatregelen voor het produceren van duurzame energie en elektrificatiemaatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder toegevoegd aan de energiebesparingsplicht.
Toevoeging van de energiebesparingsplicht aan het basistakenpakket van de omgevingsdiensten samen met extra middelen voor meer toezicht- en handhaving(capaciteit) op de naleving daarvan.
Onderzoek naar de mogelijkheid om in de Omgevingswet te bepalen dat energiegebruiksgegevens op aanvraag met de toezichthouders moeten worden gedeeld, zodat de koppeling tussen de energiebesparingsplicht en verbruiksgrenzen duidelijker (handhaafbaar) wordt.
Kort en goed houden deze aanscherpingen in dat de uitzonderingen op de huidige energiebesparingsplicht uit artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer vrijwel allemaal komen te vervallen, terwijl het toezicht daarop en de handhaving daarvan (verder) zullen intensiveren. Onder de Omgevingswet zal dit niet anders zijn; men geeft dus gas met de energiebesparingsplicht.