In voorgaande nieuwsbrieven hebben wij een reeks van blogs geschreven over de inzet van grondbeleidsinstrumenten onder de werking van de Omgevingswet. De navolgende instrumenten kwamen aan bod, klik op de onderstaande links om over dat betreffende onderwerp meer te weten te komen.
- Het voorkeursrecht
- Kostenverhaal
- Nadeelcompensatie
- Onteigening
- Gedoogplichten
Ter afsluiting van de reeks geven wij een overzicht van de vindplaats van het grondbeleids-instrumentarium in de nieuwe wetgeving. Naast de Omgevingswet is daarbij ook vooral het Omgevingsbesluit van belang. Dat bevat regels met betrekking tot omgevingsvergunningen, procedures, handhaving en uitvoering en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Ook de relevante bepalingen uit het Omgevingsbesluit en Omgevingsregeling worden per grondbeleidsinstrument benoemd.
Voorkeursrecht
Het voorkeursrecht, tot en met 2023 te vinden in de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg), is per 1 januari 2024 geregeld in Hoofdstuk 9, Afdeling 9.1 en 9.2, Art. 9 lid 1 t/m 22 Ow. Hoofdstuk 16 regelt de procedures voor de totstandkoming van de voorkeursrechtbeschikking, het beroep en de prijsvaststelling in respectievelijk Art. 16.32b, Art. 16.92 en Art. 16.122 t/m 16.123 Ow. Het is mogelijk dat er schade ontstaat, bijvoorbeeld door het onzorgvuldig toepassen van het voorkeursrecht. De regeling voor vergoeding van die schade is te vinden in Hoofdstuk 15, Art. 15 lid 52 Ow.
In het Omgevingsbesluit zijn in Art. 7 lid 1 t/m 6 relevante bepalingen opgenomen met betrekking tot de toepassing van het voorkeursrecht. Het gaat dan bijvoorbeeld om de inhoud van besluiten en beschikkingen.
Kostenverhaal
De regels voor het kostenverhaal bij bouwen en bij wijzigen van het grondgebruik zijn onder werking van de Omgevingswet op verschillende plaatsen terug te vinden. In Hoofdstuk 13, Afdeling 13.6, Art. 13 lid 11 t/m 21 Ow is het kostenverhaal geregeld. Vervolgens is in ditzelfde Artikel in lid 22 t/m 24 geregeld hoe financiële bijdragen gevraagd kunnen worden, vanuit een ontwikkeling, aan activiteiten die daarmee functioneel samenhangen en voor zover die niet zijn geregeld in lid 13 t/m 21.
In het Omgevingsbesluit zijn met betrekking tot het kostenverhaal bepalingen opgenomen in Art. 8 lid 13 t/m 19, in lid 20 t/m 22 de bepalingen met betrekking tot financiële bijdragen. Voorts is bijlage IV bij Art. 8.15 van het Omgevingsbesluit van belang, daarin staan de kostensoorten benoemd die in het kader van het kostenverhaal kunnen worden verhaald.
Nadeelcompensatie
De voorheen vigerende wetgeving met betrekking tot planschade is opgegaan in de regeling voor nadeelcompensatie onder de Omgevingswet. Bepalingen met betrekking tot schade zijn opgenomen in Hoofdstuk 15, Afdeling 15.1, Art. 15 lid 1 t/m 10 Ow. In het Omgevingsbesluit staan nog enkele relevante bepalingen in artikel 9 lid 1 en 2.
Naast de Omgevingswet is met betrekking tot nadeelcompensatie de inwerkingtreding van Art. 4:126 t/m 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht van belang. De invoering daarvan is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze artikelen vormen de wettelijke grondslag voor nadeelcompensatie, die vanwege de bredere werking dan alleen het omgevingsrecht geen deel uitmaakt van de Omgevingswet.
Onteigening
Artikel 14 van de Grondwet bevat de basisbepalingen met betrekking tot onteigening. De nog tot 1 januari 2024 geldende Onteigeningswet is opgegaan in de Omgevingswet en onteigening wordt geregeld in Hoofdstuk 11, Afdeling 11.1 t/m 11.5, Art. 11 lid 1 t/m 21 Ow.
De schadeloosstelling bij onteigening is geregeld in Hoofdstuk 15, Afdeling 15.3, Art. 15 lid 17 t/m 51 Ow. De procedures zijn geregeld in hoofdstuk 16: Afdeling 16.3, Art. 16.33b t/m e Ow (totstandkoming onteigeningsbeschikking), Afdeling 16.9 - Art. 16.93 t/m 16.113 Ow (bekrachtiging beschikking) en Afdeling 16.10, Art. 16.117 Ow (hoger beroep).
In het Omgevingsbesluit zijn voorwaarden met betrekking tot de onteigeningsbeschikking en de terinzagelegging daarvan opgenomen in Art. 7 lid 5 en 6.
In de Omgevingsregeling zijn in Art. 7.215 b t/m c de voorschriften opgenomen met betrekking tot aan te leveren bescheiden bij de aanvraag van een onteigeningsbeschikking.
Gedoogplichten
Gedoogplichten zijn tot 1 januari 2024 geregeld in verschillende wetten, met als voornaamste de Belemmeringenwet Privaatrecht, maar ook bijvoorbeeld de Waterwet en de Telecommunicatiewet.
De meeste bepalingen met betrekking tot gedoogplichten zijn opgenomen in Hoofdstuk 10, Afdeling 10.1 t/m 10.4, Art. 10.1 tot en met 10.29 Ow. Hoofdstuk 16, Afdeling 16.3, Art. 16.33 en 16.33a Ow gaat in op de procedure m.b.t. de gedoogbeschikking. Schade als gevolg van gedoogplichten komt aan bod in Hoofdstuk 15, Afdeling 15.2, Art. 15.11 t/m 15.16 Ow. Ook is de mogelijke gebruiksvergoeding geregeld, in Hoofdstuk 13, Afdeling 13.2, Art. 13.3e Ow en Art. 14.48 en 14.49 van de Omgevingsregeling.
Art. 10.26 van het Omgevingsbesluit bepaalt dat de Afdeling 3.4 van de Awb niet van toepassing is bij het intrekken van gedoogbeschikkingen. Artikel 18.2 Ow en Art. 13.2 van het Omgevingsbesluit bepalen waar de handhavingstaak bij gedoogplichten is belegd.
In de Omgevingsregeling zijn in Art. 7.208 t/m 7.215a de voorschriften opgenomen met betrekking tot aan te leveren bescheiden bij een aanvraag gedoogplichtbeschikking.
Overgangsrecht
Voor oude wet- en regelgeving geldt overgangsrecht naar de Omgevingswet. In dit overgangsrecht is vastgelegd wat de status is van onder het oude recht genomen besluiten op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Daarnaast regelt het overgangsrecht hoe procedures die onder het oude recht zijn gestart na inwerkingtreding van de Omgevingswet moeten worden afgehandeld.
Een overzicht van het overgangsrecht is te raadplegen via deze link.
Al met al is de conclusie dat het omgevingsrecht wat betreft de grondbeleidsinstrumenten niet eenvoudiger is geworden. Of de belofte dat het beter zou worden met de komst van de Omgevinsgwet wordt ingelost, is de vraag.