In het Klimaatakkoord uit 2019 hebben dertig energieregio’s het doel meegekregen om uiterlijk in 2030 tenminste 35 terawattuur (TWh) hernieuwbare elektriciteit te produceren met windturbines op land en zonnepanelen. Alle energieregio’s hebben een Regionale Energiestrategie (RES) 1.0 opgesteld. De gezamenlijke ambities leiden naar schatting tot een productie van elektriciteit uit zon en wind van 35 tot 46 TWh in 2030, met een middenwaarde van 41 TWh. Het is dus goed mogelijk dat het doel van 35 TWh wordt gehaald. Om dit doel met voldoende mate van zekerheid te kunnen halen, zijn - behalve lopende projecten en projecten waarvoor inmiddels subsidie is toegekend en vergunning is verleend - aanvullende projecten nodig. De RES’en bevatten daarvoor ruim voldoende plannen. Toenemende schaarste op het elektriciteitsnet is daarbij een knelpunt.
Dat zijn enkele van de hoofdconclusies in de Monitor RES 1.0 van het PBL, een analyse van de per 1 juli 2021 aangeboden RES’en 1.0. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft het PBL gevraagd om de ontwikkeling van de RES’en continue en onafhankelijk te monitoren. De Monitor RES 1.0 is de derde PBL-analyse van de RES’en.
Uit de RES’en 1.0 blijkt dat de regio’s hard hebben gewerkt aan de uitwerking van de concept-RES'en, ondanks de beperkingen vanwege de coronapandemie. Ten opzichte van de concept-RES’en is er een toename van 5 procent in de hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit die de regio’s zeggen te willen produceren in 2030. Het totaalbod is nu 55,1 TWh. Qua technologie zit de groei tussen concept-RES en RES 1.0 vooral in zonnepanelen; de hoeveelheid wind op land in het bod bleef ongeveer gelijk.
Het organiseren van burgerparticipatie en -betrokkenheid bleek ten tijde van de concept-RES nog goeddeels een papieren intentie. Met de RES 1.0 zijn de energieregio’s er concreet mee begonnen, zo goed en zo kwaad als het ging vanwege de coronabeperkingen, vooral via online-bijeenkomsten en enquêtes. Naast het belang van het voeren van een dialoog met een brede vertegenwoordiging van burgers, is ook een verbetering van de dialoog gewenst, waarbij de vorm aangepast wordt aan de fase waarin de RES van de betreffende regio zich bevindt. In die dialoog moet ruimte zijn voor verschillende geluiden, of het nu gaat om de wens voor meer lokale hernieuwbare energieopwekking, of juist om weerstand tegen projecten in de eigen leefomgeving.
Met de sterke groei van het geïnstalleerd vermogen aan zonnepanelen is de schaarste op het elektriciteitsnetwerk sinds 2018 sterk toegenomen en zal deze de komende jaren een chronische belemmering vormen. Dit vraagt een hoger tempo om planning en realisatie van hernieuwbare energieopwekking af te stemmen op beschikbare en nieuwe netcapaciteit. Daarbij gaat het zowel om prioriteit als om fasering in de tijd. Bij de groei van wind op land zorgt de recente uitspraak van de Raad van State over de beperkte geldigheid van milieuregels bij plaatsing van windmolens voor onzekerheid en vertraging. Nieuwe algemene milieuregels zijn daarom wellicht nodig voor vergunningverlening van wind op land projecten.
De energieregio’s samen hebben met circa 55 TWh een meer dan toereikend bod uitgebracht om het 35 TWh-doel te behalen. Voor de realisatie moet nog veel werk worden verzet, maar tegelijk geeft dit bod de regio’s de mogelijkheid om verder te kijken dan 2030. Dit vraagt duidelijkheid van het Rijk over het traject voorbij 2030. Belangrijk daarbij is de samenhang met de behoefte aan hernieuwbare energie uit andere trajecten, zoals de verduurzaming van de warmtevoorziening van huizen en gebouwen, het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) en de Nationale Agenda Laadinfrastructuur voor het elektrisch vervoer.
Een goede fasering van de projecten wordt bij een hogere vraag naar elektriciteit in de toekomst steeds belangrijker. Gelet op de lange doorlooptijd van ruimtelijke planprocessen, zijn de overwegingen in de RES’en ook van betekenis voor de periode na 2030, zowel wat betreft de productie van hernieuwbare elektriciteit als de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Het zou verstandig zijn als het Rijk nu vast in gesprek gaat met de regio’s over de verwachtingen voor de lange termijn.
Monitor RES 1.0 Een analyse van de Regionale Energie Strategieën 1.0